Successiewet noopt tot gecombineerd advies

De Nederlandse economie telt veel familiebedrijven met een eigenaar-directeur aan het hoofd. Hoe initiatief- en vindingrijk deze ondernemers ook zijn: ook zij hebben het eeuwige leven niet. Hun overlijden kan verstrekkende gevolgen hebben, zowel voor erfgenamen als voor werknemers.

Familiebedrijven maken een belangrijk deel uit van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf. Denk daarbij niet alleen aan bijvoorbeeld een timmerfabriek die door grootvader werd opgericht en onder vader, de huidige eigenaar-directeur, is uitgegroeid tot een bedrijf met twintig medewerkers. Want Nederland telt ook veel grotere familiebedrijven die landelijk dekkend of zelfs internationaal actief zijn. In het verleden werkte het Nederlandse successierecht bepaald niet positief voor het voortbestaan van dergelijke familiebedrijven. “Bij het overlijden van de eigenaar eiste de fiscus een percentage van de erfenis op”, vertelt Hans Bom, adviseur bij de Estate Planning Groep van belastingadviesbureau KPMG Meijburg & Co. “Daardoor werden familiebedrijven vaak gedwongen om bedrijfskapitaal te gelde te maken, bijvoorbeeld door een bedrijf geheel of gedeeltelijk te verkopen.” Niet zelden liep daardoor het voortbestaan van het familiebedrijf ernstig gevaar.

Leuker, niet makkelijker

In de loop van de jaren zijn fiscale faciliteiten in het leven geroepen om deze ongelukkige wetgeving te repareren. Deze zijn echter per 1 januari 2010 sterk gewijzigd. “De faciliteiten voor overdracht van bedrijfsvermogen, bijvoorbeeld door vererving of schenking, zijn belangrijk verruimd”, legt Bom uit. “Over het eerste miljoen is geen schenk- of erfbelasting meer verschuldigd. Over het resterende deel geldt een vrijstellingspercentage van 83%.” Dit betekent dat een kind als erfgenaam slechts 20% schenk- of erfbelasting over de resterende 17% hoeft af te dragen. Effectief is dat maar 3,4%. Dat is goed nieuws. Maar nadere beschouwing leert dat de nieuwe Successiewet nogal wat haken en ogen heeft. Om die uit te leggen heeft Bom zijn collega Maarten Merkus uitgenodigd. Hij is gespecialiseerd in de zakelijke kanten van de belastingwetgeving voor familiebedrijven, zoals de vennootschapsbelasting, de  inkomstenbelasting, de btw en de loonbelasting.

Voorwaarden

Merkus legt uit dat familiebedrijven aan voorwaarden moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de hierboven beschreven gunstige faciliteiten. Een groot aantal van die voorwaarden komt terug in de inkomstenbelasting. Voor hij daarop ingaat, rekent Merkus nog even voor wat het effect is als een bedrijf níet onder het gunstige regime valt: “In dat geval betalen ontvangers over een schenking of erfenis eerst 25% inkomstenbelasting. Over het resterende deel zijn zij nog eens 20% erfbelasting verschuldigd”, aldus Merkus. “Die cumulatie van ellende resulteert in een effectieve afdracht van 40%. Het verschil met 3,4% rechtvaardigt dat eigenaar-directeuren hun situatie zorgvuldig laten analyseren.”

Een van de regels die van toepassing is, betreft het doorschuiven van de zogenaamde aanmerkelijk-belangclaim. “Daarbij hoeft de gebruikelijke 25% inkomstenbelasting over de meerwaarde van aandelen niet meteen te worden afgerekend, maar mag worden doorgeschoven naar de volgende generatie”, legt Merkus uit.

De fiscus stelt hierbij echter ingewikkelde voorwaarden. Merkus: “Om te beginnen zijn de eisen in geval van schenking of vererving verschillend. Zo geldt in geval van schenking dat de inkomstenbelasting alleen kan worden doorgeschoven als een eigenaar-directeur aandelen overdraagt aan iemand die minimaal 36 maanden bij het bedrijf in dienst is.” Alleen deze regel al noopt ondernemers om tijdig na te denken over (gedeeltelijke) bedrijfsoverdracht.

“Overigens zijn we er dan nog niet”, merkt Merkus op. “Zo gelden ook uiteenlopende ‘bezitstermijnen’. Om van de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de schenk- of erfbelasting gebruik te kunnen maken, moeten de aandelen vijf jaar respectievelijk één jaar in bezit zijn geweest van de schenker of erflater en mag de verkrijger de aandelen niet binnen vijf jaar verkopen.” En om het allemaal nog ingewikkelder te maken, speelt ook de structuur van een onderneming een rol. Zo kwalificeren zogenaamde preferente aandelen alleen onder bepaalde voorwaarden voor fiscale overdrachtsvoordelen. Bovendien komen alleen actieve ondernemingen voor de faciliteiten in aanmerking. De regels sluiten dus zogenaamde kasgeld-bv’s hiervan uit.

Verrekenbedingen

“Let wel, we hebben het tot nu toe alleen over puur zakelijke kanten gehad”, zegt Bom. “Maar om in aanmerking te komen voor de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten spelen ook aspecten een rol die normaal gesproken tot het particuliere domein behoren, zoals testamenten en huwelijkse voorwaarden.” Veel ondernemers zullen op huwelijkse voorwaarden getrouwd zijn. Vaak bevatten die voorwaarden zogenaamde verrekenbedingen. “Die verrekenbedingen kunnen funest zijn voor effectieve toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten”, aldus Bom.

Net als huwelijkse voorwaarden zijn ook testamenten vaak jaren geleden opgesteld en gepasseerd en daarna in een kluis gelegd. “Maar ook daarvoor geldt dat veel soorten testamenten niet meer passen bij de huidige fiscale wetgeving”, aldus Bom. “Het kan dan voorkomen dat een succesvol beroep op de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten wordt gefrustreerd door een ‘fout’ testament.”

Sinds de nieuwe Successiewet is ingevoerd en de doorschuiffaciliteiten voor de inkomstenbelasting sterk zijn gewijzigd, zijn Bom en Merkus druk bezig om hun klanten daarover te adviseren. Maar omdat notariële akten de toepassing van de fiscale overdrachtsfaciliteiten beïnvloeden, heeft Bom ook al menig workshop voor notarissen gegeven. “Want deze nieuwe wetgeving is zo ingewikkeld dat eigenaar-directeuren hiervoor bij voorkeur een gecombineerd advies van notaris en belastingadviseur vragen”, stelt hij.

Successiewet noopt tot gecombineerd advies

Recente stories