Fotograaf: Fjodor Buis

‘Kleine, zelfsturende teams houden medewerkers én klanten tevreden’
“We willen honderd worden”, zegt Hans van der Kooij, oprichter en directeur van Caesar Groep. “Om onze klanten ook in de toekomst goed te kunnen bedienen hebben we drie formules ontwikkeld. Daarmee komen we tegemoet aan de behoeften van verschillende soorten klanten.”

Veel IT-dienstverleners hebben moeilijke jaren achter de rug. “Caesar Groep is echter ook tijdens de crisisjaren winstgevend gebleven”, aldus Hans van der Kooij. Hoewel dat tot tevredenheid stemt, richtte hij het vizier op de toekomst en nam hij de tijd voor een grondige analyse van de markt. “Ik wil dat Caesar Groep minstens honderd jaar wordt”, motiveert hij. Dat is een ambitieus doel voor een organisatie die in 1993 werd opgericht en dit jaar dus ‘pas’ achttien jaar bestaat. De eerste stappen naar verwezenlijking daarvan heeft Caesar Groep inmiddels gezet. Klanten hebben bovendien de voordelen daarvan al ervaren.

Uit de marktanalyse van Caesar blijkt dat de Nederlandse markt voor generieke ICT-dienstverlening krimpt. “Dat komt onder meer door de onstuimige groei van outsourcing naar lagelonenlanden”, zegt Van der Kooij. “Grote consultancyorganisaties zijn mede daardoor in medewerkers vijftien tot vijfentwintig procent gekrompen.” Voor Caesar Groep stemt die ontwikkeling tot nadenken. “Onze conclusie is dat we alleen aan krimp kunnen ontsnappen door extra toegevoegde waarde te leveren, die tegemoetkomt aan behoeften van onze klanten.” Die conclusie heeft binnen Caesar Groep tot segmentatie geleid. De organisatie heeft haar activiteiten herschikt, versterkt en als drie zelfstandige merken op de markt gebracht. Elk van die drie formules is gericht op de behoeften van een specifieke klantengroep.

 

Afspraak is afspraak

“IT-projecten hebben door tijd- en budgetoverschrijdingen een slechte reputatie”, weet Van der Kooij. “De markt heeft behoefte aan betrouwbaarheid; aan dienstverleners met ‘afspraak is afspraak’ als motto. Ons antwoord daarop is Garansys.”

Met deze formule richt Caesar Groep zich op bedrijfskritische projecten, applicatiebeheer en consultancy, waarbij de klant altijd kan rekenen op een vooraf bepaald resultaat. En daar garantie op krijgt. “Basis van die dienstverlening is de TOC-IT-methode”, aldus Marjon Vermeulen, consultant bij Garansys. “TOC-IT is gebaseerd op de Theory of Constraints en stelt ons in staat om de juiste functionaliteit op tijd en binnen budget te leveren. Ook kunnen we hiermee de performance van IT-organisaties structureel verhogen.”

Vooraf bepaalt Garansys in samenspraak met de klant de noodzaak van een project. “We willen precies weten welk probleem ten grondslag ligt aan een project”, legt Vermeulen uit. “Als duidelijk is wat een nieuw systeem de klant oplevert, wordt het ook mogelijk om de scope te managen en het systeem op tijd op te leveren. Centraal in deze aanpak staan de kritische stappen binnen een project en het nauwkeurig managen van tijdbuffers.” De resultaten van die aanpak zijn indrukwekkend. Maar liefst 97% van de projecten die Caesar Groep uitvoerde bleef binnen tijd en budget.

 

Relatie en innovatie

“Overal staan prijzen onder druk en daarmee de kwaliteit van de IT-dienstverlening”, zegt Van der Kooij. “Ik ben er echter van overtuigd dat veel organisaties behoefte hebben aan IT-dienstverleners met inlevingsvermogen die meedenken, inspireren tot innovatie en kwaliteit leveren. Met Caesar Experts bieden we die combinatie.”

Met die tweede formule richt Caesar Groep zich vooral op de bovenkant van het mkb. Vaak missen organisaties in die markt net de expertise om tot innovaties te komen die het primaire proces van een bedrijf verbeteren. “Dat lukt ons wel, door samen met de klant te werken aan verbetering van zijn performance”, aldus Van der Kooij. “Het leidende principe van die samenwerking is klanttevredenheid. Want met tevreden klanten bouw je aan duurzame relaties en die krijg je niet door iets te leveren, maar door samen iets te creëren.”

De derde formule van Caesar Groep is Caesar Tenders. “Daarmee richten we ons op het detacheren van ICT-professionals aan grote bedrijven en non-profitorganisaties die met meerjarige mantelovereenkomsten willen werken”, legt Van der Kooij uit. “Normaal gesproken selecteren deze inleners voornamelijk op prijs. Dat kan ten koste gaan van de kwaliteit en de betrokkenheid van gedetacheerden. Bij een mantelovereenkomst en voldoende volume spelen andere, niet-meetbare kwaliteiten een belangrijkere rol, zoals openheid en het vermogen tot samenwerking.”

Alle medewerkers van Caesar Groep zijn behalve op technische kwaliteiten ook op die sociale kwaliteiten geselecteerd en getraind. Daarbovenop ontwikkelde Caesar Tenders een aanpak waarmee het voor lagere prijzen de gewenste hoge kwaliteit biedt. “We beperken de reis- en overheadkosten door bij klanten bewust lokale teams in te zetten”, legt Van der Kooij uit.

 

Hoogste klanttevredenheid

Met een belangrijke organisatorische aanpassing heeft Caesar Groep het rendement en de slagkracht van alle formules vergroot. Aanleiding is de constatering dat zelfs bij veel kleine dienstverleners de managementlaag te dik is geworden. “Wij stellen daar kleine, zelfsturende teams tegenover, waarbij ook ons eigen management bij klanten actief is”, verklaart Van der Kooij. “Door kortere lijnen kunnen we bevoegdheden makkelijker delegeren en sneller beslissingen nemen.” Het effect van deze keuze is groot: grotere betrokkenheid van medewerkers en meer rendement. “Mede daardoor kennen we een van de hoogste klanttevredenheidscijfers in de markt”, besluit Van der Kooij.

Bij Migration Match wordt de voortgang gestuwd door kwaliteit

Hoe maak je als CEO complexe projecten beheersbaar? En hoe stuur je op inhoud en kwaliteit? Met de managementmethode M3© van Migration Match wordt projectmanagement stukken overzichtelijker.

Migration Match heeft de gepatenteerde managementmethode (M3©) ontwikkeld op basis van haar ruime ervaring met grootschalige migraties en transities. “Onze methode komt erop neer dat we de complexiteit van het migratiebestek klein maken”, legt directeur Jeroen Wijnen uit. “Vooraf brengen we de oude en de beoogde nieuwe situatie in kaart. Op basis daarvan delen we werkplekken op in behapbare brokken, clusters, en laten ze als logische eenheden het migratieproces doorlopen. Denk bijvoorbeeld aan bedrijfsfuncties of geografische locaties. Dankzij onze voorbereiding, en door nadruk te leggen clustering, kunnen onvolkomenheden al in een vroeg stadium worden opgelost. Op verschillende momenten tijdens het migratieproces toetsen we de migratievolwassenheid aan de hand van evaluaties.”

 

“Door onze aanpak, het opdelen van complexiteit, spreken we steeds meer CEO’s aan die op zoek zijn naar manieren om complexe projecten beheersbaar te maken. Ze hebben inmiddels ervaren dat de kans op succes afneemt, naarmate de grootte en complexiteit toenemen. Onze aanpak werkt in de praktijk zo goed dat we naast migratiemanagement in toenemende mate operational management bij implementaties aanbieden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het implementeren van gedigitaliseerde patientendossiers of fysieke verhuizingen.”

 

Veel projecten mislukken doordat de ene helft van de organisatie af zit te wachten terwijl de andere helft maar aanmoddert. Bij Migration Match gebeurt dat niet, stelt Wijnen. “Met onze methode weten alle stakeholders van tevoren precies welke stappen wanneer moeten worden gezet en welke (tussen)resultaten op welk moment worden verwacht.

“Al even belangrijk is dat gedurende het traject de vooraf gestelde kwaliteitsnormen worden gehaald. De projectplanning volgt op de kwaliteitsmetingen en niet andersom. Dat wil zeggen dat het halen van de kwaliteitsmetingen het tempo en doorlooptijd van het project bepaalt. Dit vraagt veel inspanning in de voorbereiding. Deze werkwijze voorkomt echter dat er later in het traject onvolkomenheden ontstaan. Daardoor betaalt deze inspanning zich dubbel en dwars terug.

“Onze aanpak vereist dan ook een andere mindset van de klant. De kwaliteit van de (tussen-) producten bepaalt de koers en het tempo. Het vertrouwen in onze methode inspireren we door al vrij snel werkplekken te migreren. Zo konden we bij de voorgenoemde beheerorganisatie al voor de zomervakantie 2000 werkplekken op 2 locaties naar Windows 7 migreren. Dan ziet de organisatie dat het werkt en neemt de betrokkenheid navenant toe. De M3©-aanpak wekt zoveel vertrouwen dat de klant sterk overweegt om M3© in te zetten bij uitvoering van andere projecten.”

 

De praktijk heeft de afgelopen jaren uitgewezen dat M3© meer toepassingen kent dan alleen ICT-migraties, aldus Wijnen. “Mits je de stakeholders in je proces betrekt, kun je onze methode op een breed scala managementprocessen loslaten. We hebben afgelopen jaar bijvoorbeeld laten zien dat M3© zeer geschikt is om Het Nieuwe Werken in organisaties te implementeren. Het Nieuwe Werken is eveneens puur resultaatgestuurd, en net als bij migraties is segmentering en de voorspelbaarheid van de tussenstappen voor de betrokken partijen, of stakeholders, van groot belang. De beheersbaarheid staat of valt met een goede operationele sturing.”

Frontrunner in integraal ontwerpen en bouwen

Imtech Building Services beheerst als technische dienstverlener de complete keten van consultancy en ontwerp tot en met realisatie en beheer en onderhoud. De integrale benadering is daarbij leidend, evenals de bijzondere aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.

“Bouwen is tegenwoordig iets volkomen anders dan een aantal decennia geleden”, stelt algemeen directeur van Imtech Building Services Geert Quicken. “Vroeger kreeg je een volledig uitgewerkt bouwplan met de opdracht dat exact te realiseren. Tegenwoordig is het proces omgekeerd en ga je naar klanten toe om hen te helpen met het máken van de plannen. Daartoe analyseer je eerst de business van de klant en zoek je oplossingen voor de uitdagingen waarmee hij te maken heeft. Je houdt daarbij natuurlijk rekening met de technische vereisten, maar ook met de verwachtingen die alle mogelijke stakeholders hebben ten aanzien van functionaliteit, comfort, veiligheid en duurzaamheid. Deze aspecten hangen uiteraard nauw met elkaar samen. Een ontwerp wordt door ons dan ook integraal benaderd, vanaf de eerste vraag die je stelt tot en met het toekomstige moment dat het gebouw aangepast of gedemonteerd moet worden. De vereiste functionaliteit wordt vanzelfsprekend bepaald door de specifieke processen van de opdrachtgever: een bank vraagt een ander soort functionaliteit dan een ziekenhuis. We verdiepen ons dus eerst in de primaire processen van de opdrachtgever, voor zover we althans geen ervaring hebben met de sector waarin de opdrachtgever opereert. In de praktijk komt dat zelden voor, aangezien we in vrijwel alle sectoren al een groot aantal projecten hebben uitgevoerd.”

Mvo

Waaruit blijkt uw speciale aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen? Quicken: “We kijken per project nauwkeurig naar specifieke kenmerken. Wanneer de buren van een nieuw te bouwen ziekenhuis bijvoorbeeld een datacenter in gebruik hebben dat veel warmte produceert, onderzoeken wij of het ziekenhuis daarvan kan profiteren. We nemen als Imtech maatschappelijk verantwoord ondernemen dus bijzonder serieus: we zoeken voortdurend naar oplossingen die zo weinig mogelijk energie kosten en de CO2-uitstoot zo veel mogelijk beperken. Uiteraard gaat dat gepaard met grote aandacht voor comfort en veiligheid. Voorop staat dat er prettig en veilig in het gebouw gewerkt kan worden, hetgeen voor de opdrachtgever als niet onbelangrijk voordeel heeft dat daardoor de productiviteit per werknemer toeneemt. Daarnaast is een essentiële vereiste dat het gebouw zo eenvoudig en kostenefficient mogelijk onderhouden en indien gewenst aangepast kan worden.”

Multidisciplinair

Waarom is het belangrijk dat Imtech Building Services deel uitmaakt van een groter geheel? Quicken: “Het feit dat we onderdeel zijn van een groot concern dat op alle technische gebieden een schat aan expertise heeft opgebouwd, is voor bestaande en potentiële opdrachtgevers een groot voordeel. We schakelen soms nog vóór de ontwerpfase onze zusterbedrijven in om mee te denken over specifieke uitdagingen. Het komt regelmatig voor dat we juist daardoor een voorsprong hebben op onze concurrenten en opdrachten winnen. We geven er dan ook de voorkeur aan om in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken te worden bij een project, omdat we dan het maximale voordeel voor de opdrachtgever kunnen realiseren. Het integraal benaderen van een project kan alleen maar slagen als je multidisciplinair te werk kunt gaan. Samen met onze zusterbedrijven beschikken we over uitgebreide kennis en ervaring om alle denkbare technische disciplines in het ontwerp te integreren. Daarin onderscheiden we ons van verreweg de meeste van onze concurrenten en nemen we zelfs een voorhoedepositie in. Met name in de zorgsector kan onze integrale aanpak belangrijke voordelen opleveren. Zoals bekend staan de budgetten in de zorg onder druk, terwijl tegelijkertijd juist de vereisten rond functionaliteit, comfort, veiligheid en duurzaamheid in deze sector steeds strenger worden. Imtech Building Services heeft veel ervaring met het bouwen van zorgcomplexen. De bouw van het ultramoderne en verregaand geautomatiseerde woonzorgcentrum Leidschenhoof in Leidschenveen is een goed voorbeeld van onze integrale aanpak. Maar ook de aanpassing van operatiekamers in ziekenhuizen wordt om die reden aan ons toevertrouwd, evenals de elektrotechnische en werktuigbouwkundige renovatie van Ster 1 van het Bronovo Ziekenhuis te Den Haag.”

Continuïteit

“Een andere activiteit waarmee we veel ervaring hebben is de bouw van nieuwe, energiezuinige datacenters”, vervolgt Quicken. “Daarvoor leveren we niet alleen de techniek, maar zoeken we ook naar geschikte bouwlocaties en kunnen we na de bouw zorgen voor het inrichten van de ruimtes, het onderhoud en de energievoorziening. Dat laatste doen we in nauwe samenwerking met energieleveranciers en het gebeurt op zo’n efficiënte manier, dat de opdrachtgever verzekerd is van een duurzame en zorgeloze exploitatie. Voor een datacenter geldt dat elke minuut stilstand tot torenhoge verliezen kan leiden. Door vooraf rekening te houden met alle mogelijke scenario’s kunnen we het risico van uitval tot een absoluut minimum beperken. Het bouwen van nieuwe datacenters vindt dan ook volledig in eigen huis plaats. Dat betekent voor de opdrachtgever niet alleen financieel voordeel, maar biedt ook garanties met betrekking tot continuïteit. Imtech staat nationaal en internationaal bekend als een zeer solide organisatie, die dankzij een consequent uitgevoerde strategie al vele jaren op een gezonde winstgevendheid kan bogen. Dat is zeker in deze tijd een belangrijk gegeven voor opdrachtgevers die zekerheid zoeken – niet alleen nu, maar ook in de nabije en in de verre toekomst!” n

Uitdagend werk met rijdende rekencentra

Wie in Amsterdam woont of de stad bezoekt, kan niet om GVB heen. Het voormalige Gemeentevervoerbedrijf vervoert met bussen, trams, metro’s en veren dagelijks een kleine miljoen passagiers. GVB maakt daarbij gebruik van zeer geavanceerde technologie. “We zijn een echt hightechbedrijf”, zegt IT-manager Henny Blesgraaf.

“Wij waren een van de eerste organisaties in Nederland die een iPad aanschaften”, zegt Henny Blesgraaf, IT-manager bij GVB. Hij zegt het zonder de trots die early adopters van het innovatieve platform zo kenmerkt. “Voor ons is het noodzakelijk om trends te volgen en ons vroeg op de hoogte te stellen van de mogelijkheden van zo’n nieuw platform”, verklaart hij. Of GVB het nieuwe platform ooit gaat gebruiken, weet Blesgraaf niet. Net zo min weet hij al hoe de iPad eventueel voor GVB van nut kan zijn. “Misschien is het apparaat handig voor onze storingsdienst of voor inspecteurs. Dat zoeken we nog uit. Of, als veel reizigers de iPad gebruiken, moeten we er misschien een toepassing voor reizigersinformatie voor ontwikkelen.”

Brede ICT-voorziening

Dat GVB een nieuw platform zo vroeg in de lifecycle ervan bekijkt, is typerend voor de organisatie. Het publiek kent de organisatie natuurlijk vooral als vervoerbedrijf. “Maar daarmee zijn we tegelijkertijd ook een hightechbedrijf”, vertelt Blesgraaf. “Om onze vervoerstaken te kunnen uitvoeren, maken we gebruik van veel geavanceerde technologie.” Die kant van GVB is voor veel mensen onbekend. Blesgraaf vertelt dan ook dat bezoekers van GVB regelmatig vol verbazing zijn als zij horen welke technologie de organisatie allemaal gebruikt. “Weinig mensen weten dat wij het grootste private glasvezelnetwerk van Amsterdam hebben. Dat gebruiken we onder meer voor de beveiliging, het bedienen van wissels en het aansturen van de borden met reizigersinformatie.” Net zo min zullen veel mensen weten dat GVB drie rekencentra heeft met in totaal vierhonderd servers en een ICT-staf met vijftig medewerkers. De rekencentra en het glasvezelnetwerk vormen de basis van zo’n 120 verschillende ICT-systemen. Die lopen uiteen van algemeen bekende toepassingen als Office en SAP tot gloednieuwe ontwikkelingen als het ov-chipkaartsysteem. “Maar we draaien ook toepassingen die ontwikkeld zijn door andere ondersteunende diensten van GVB”, legt Blesgraaf uit.

Meettreinen

Een mooi voorbeeld daarvan is de uitdaging van Rail Services, de afdeling die verantwoordelijk is voor beheer en onderhoud van de railinfrastructuur van Amsterdam. Theo Hoveling, hoofd Rail Services, legt uit: “Voor de controle van ons tramnetwerk gebruiken we een zogenaamde meettrein. Die meet onderweg voortdurend grootheden die de kwaliteit van het spoor bepalen, zoals de trillingen bij bepaalde snelheden. Bovendien maakt die meettrein filmbeelden van de bovenleiding. Al die meetgegevens komen als ruwe data bij ons binnen om geanalyseerd te worden.” De uitdaging is nu om van die data informatie te maken waar de beheerder iets mee kan. “Het liefst automatiseren we dat zodanig dat die meettrein bij wijze van spreken meteen op de rem trapt bij een onvolkomenheid in het spoor of de bovenleiding”, zegt Hoveling. Dat mag sciencefiction lijken; voor GVB is dat geen wereldvreemde droom. “Moderne trams doen dat al”, legt Hoveling uit. “Dat zijn rijdende rekencentra die voortdurend informatie verzamelen en analyseren. Zo’n tram meldt het zelf als bijvoorbeeld een rem niet optimaal functioneert.”

Oud en nieuw

Wat het ontwikkelen van systemen voor GVB complex en uitdagend maakt, is de combinatie van oud en nieuw. “In infrastructuur moet alles lang mee kunnen”, legt Hoveling uit. “De oudste metrolijnen zijn inmiddels dertig jaar oud. De Amstelveenlijn is een stuk later aangelegd. De rails zijn hetzelfde, maar de informatie-infrastructuur is compleet anders. Met de NoordZuidlijn precies hetzelfde. De glasvezels langs die rails zijn technisch onvergelijkbaar met wat we dertig jaar geleden aanlegden. En toch knopen we het straks aan elkaar, zodat de verkeersleiding het als één systeem ziet.” Alleen al dit soort ICT-projecten rechtvaardigt dat Blesgraaf GVB een hightechorganisatie noemt. Maar de organisatie voegt daar nog compleet andere technische uitdagingen aan toe. Zo hebben het beperken van het energieverbruik en de milieubelasting voortdurend de aandacht. Dat vertaalde zich in het recente verleden onder meer in proeven met geavanceerde brandstofcelbussen, maar uit zich ook in de ontwikkeling van gebouwbeheerssystemen, bussen die op zwavelarme diesel rijden en veren met onderwateruitlaatsystemen die minder roetdeeltjes uitstoten.

Doe-het-zelfloopbaan

Net als voor andere technische bedrijven is het voor GVB een permanente uitdaging om het benodigde getalenteerde personeel te werven. “We nodigen hbo’ers en academici die in een technische richting zijn afgestudeerd dan ook van harte uit om in ieder geval eens met ons te komen praten”, zegt Blesgraaf. Mocht uit zo’n gesprek wederzijdse interesse blijken, dan kunnen aspirant-GVB’ers een interessante toekomst tegemoet zien. “Want we bieden in de eerste plaats een loopbaan en geen functie. Dit betekent dat we medewerkers voortdurend uitdagen om zich te ontwikkelen. Daar hebben we bovendien een mooi budget voor. De richting bepalen onze medewerkers zelf. Want voor wie wat wil, zijn er volop mogelijkheden; GVB is groot en erg divers.”

Employability: sleutel voor de toekomst

De tijd van onbekommerd doorwerken tot pensioengerechtigde leeftijd is definitief voorbij. Hoe houdt de Nederlandse ICT’er zich staande? De sleutel is employability. Capgemini Academy biedt individuele cursisten en voltallige afdelingen de mogelijkheid om zichzelf zowel qua kennis als prestaties te verbeteren.

Onno van de Weteringh, algemeen directeur van Capgemini Academy, neemt het woord: “Voor de Nederlandse ICT-specialist zie ik zeker nog een toekomst; alleen het pad daarheen moet actief worden uitgestippeld. Veel werk in de ICT is de laatste tien jaar naar India verschoven en die trend zet zich voorlopig voort. De verschuiving van werk betekent veel voor de diverse rollen die ICT’ers spelen in Nederland en andere westerse landen. Bovendien is de markt aanzienlijk veranderd. ICT is een onlosmakelijk deel geworden van de corebusiness van organisaties. Het aantal en de schaal van processen waarbij ICT een essentiële rol speelt, neemt hand over hand toe. ICT is een cruciaal onderdeel van marktontwikkeling, productontwikkeling, communicatie en ketenbeheersing, naast de meer traditionele waarde in de interne organisatie-eigen processen.” Welke rol ziet Capgemini Academy hierin voor de ICT’er? Van de Weteringh antwoordt: “In de markt zien we een toenemende complexiteit. De systemen en netwerken draaien al, de stad van ICT-oplossingen stáát. Wie daar innovaties of verbeteringen in door wil voeren, zal zijn vak steeds beter moeten beheersen. Onder meer omdat bij de uitvoering van die innovaties rekening moet worden gehouden met de continuïteit van bestaande netwerken, structuren en systemen. Daarnaast zien we dat ICT steeds dichter bij de klant staat. Applicaties worden steeds branche- en klantspecifieker. Wie zijn toegevoegde waarde ook in de toekomst wil bewijzen met innovaties die waardevol zijn voor de interne of externe klant, zal dus veel beter dan vroeger moeten begrijpen waar diens business uit bestaat. ICT’er zijn in het bankwezen is bijvoorbeeld volstrekt ondenkbaar zonder kennis van bijvoorbeeld Basel II.”

 

Onafhankelijke certificering

Wat ziet Capgemini Academy als de vakgebieden waar muziek in zit? Yvonne Kampmeier, manager Portfolio en Innovatie, neemt het woord: “Requirements, testen, projectmanagement, architectuur en businessanalyse zijn de vakken van de toekomst. Een andere ontwikkeling die een steeds grotere vlucht neemt, is de wereldwijde, onafhankelijke en objectieve certificering van competenties. Het is iets waar wij ons intensief mee bezighouden. We werken dan ook met de onafhankelijke, wereldwijd erkende Open Group-certificaten, die uitgaan van het principe dat kennis pas bewezen is als die in de praktijk is toegepast. Het sluit naadloos aan bij de werkwijze die Capgemini Academy hanteert. Het beste leerresultaat krijg je als de nieuw opgedane kennis direct wordt toegepast in de praktijk. Dat is ook al verschillende keren wetenschappelijk aangetoond.” R

 

Resultaatgarantie

Van de Weteringh vervolgt: “Deze bewezen methode stelt ons in staat om desgewenst te werken met resultaatgarantie. Op basis van een assessment wordt een inschatting gemaakt van de mogelijkheden. Door goede afspraken te maken met cursisten en opdrachtgevers kunnen wij het leerresultaat garanderen. Zo creëren wij de ideale leeromstandigheden.” Hoe zien die ideale leeromstandigheden eruit? Van de Weteringh antwoordt: “Dat hangt af van de cursist. Uitgangspunt is dat je leert wat je wilt leren, op de manier en het moment waarop je dat wilt leren. Onze voorsprong op ICT-gebied benutten wij optimaal: veel van onze leertrajecten zijn volledig onafhankelijk van tijd en plaats. Onze planning en logistiek maken het mogelijk dat wie morgen belt, overmorgen persoonlijk bij een van onze trainers terechtkan.”

 

Vakmanschap essentieel

“De basis van employability”, verklaart Kampmeier beslist, “is bewezen vakmanschap. Wie werkt in een vakgebied dat permanent in ontwikkeling is, zal zichzelf dus ook permanent moeten ontwikkelen. Elke ICT’er heeft zijn toekomst voor een groot deel in eigen hand. Wie zich permanent ontwikkelt, heeft altijd uitdagend en aantrekkelijk werk met doorgroeimogelijkheden.” Ontwikkeling als sleutel tot succes? Kampmeier bevestigt: “De wil om jezelf te ontwikkelen is een kenmerk waarop alle medewerkers van Capgemini zijn geselecteerd. Zo ook onze trainers. Ze zijn trainer in hart en nieren, maar daarnaast werken zij voor minstens twintig procent in projecten bij onze klanten. Zij hebben daardoor actuele werkervaring, kennen de problemen waar je tegenaan loopt. Zij weten dus ook uit eigen ervaring wat de verschillende invalshoeken zijn vanwaaruit je die problemen het best kunt benaderen. Onze externe cursisten trainen wij overigens op precies dezelfde manier als onze eigen mensen. Dus wie zijn voordeel wil doen met de kennis en expertise van Capgemini, is van harte welkom.” Capgemini Academy doet deuren opengaan? “Ja”, zegt Van de Weteringh. “Ik geloof in leren. Het is een soort vervulling die je kunt krijgen, als je je eigen doelen stelt.” Kampmeier vult aan: “Mensen tot bloei laten komen; hun succes is ons succes. We halen – voor de volle 100% – eruit wat erin zit.”

 

_______________________

Capgemini Academy

Papendorpseweg 100

3528 BJ  Utrecht

Telefoon: (030) 689 66 00

E-mail: csopl.nl@capgemini.com

academy.capgemini.nl

Investeren in vakmanschap

Werknemers bijscholen en leerlingen blijven opleiden. Ook nu het in de bouw tegenzit. Bouw Door, Leer Verder!, een project van Bouwend Nederland, FNV Bouw en CNV Bouwnijverheid, geeft bedrijven uit bouw en infra die mogelijkheid. De kosten van de scholing en het verlet komen voor rekening van de bedrijfstak.

Werkgeversorganisatie Bouwend Nederland en de vakbonden FNV Bouw en CNV Bouwnijverheid slaan in 2009 de handen ineen om het vakmanschap van werknemers in de bouw en infra op een hoger peil te brengen en tegelijkertijd de opleiding van jonge mensen te stimuleren. In het project Bouw Door, Leer Verder!, bedoeld om anticyclisch opleiden te bevorderen, krijgen bedrijven de kosten vergoed van scholing en het verlet van werknemers die cursussen volgen tijdens werktijd, tot maximaal veertig dagen per jaar. Als verplichting staat daar tegenover dat bedrijven leerlingen opleiden of gaan opleiden. De uitvoering van het project is in handen van Fundeon, het Kenniscentrum Beroepsonderwijs voor de bouw, infra en gespecialiseerde aannemerij. Adviseurs van Fundeon gaan op bezoek bij geïnteresseerde bedrijven en zetten de mogelijkheden op een rij. Verder regelt Fundeon de administratie. Ook het uitbetalen van de verletvergoeding is een taak voor Fundeon. Dat laatste gaat overigens snel: wekelijks vinden betalingen plaats. Inmiddels doen driehonderd bedrijven mee aan het project, dat in elk geval doorloopt tot eind 2011. Samen zijn zij goed voor drieduizend geschoolde werknemers, een kleine duizend leerlingplaatsen en bijna negentigduizend gevolgde cursusdagen.

 

 

Financieel aantrekkelijk

Het voeg- en onderhoudsbedrijf van Dick Kamp in Rotterdam is een van de bedrijven die meedoen met Bouw Door, Leer Verder! Voor Piet Ducaneaux, die samen met eigenaar Kamp de leiding heeft, zijn de voordelen van deelname duidelijk. “Het is voor ons als werkgever een goede en financieel aantrekkelijke manier om mensen naar school te sturen. Zeker voor wat kleinere ondernemingen kost scholing in verhouding tot de omzet veel geld. Bovendien mis je handen in de uitvoering.” Een project als Bouw Door, Leer Verder! biedt in zo’n geval mogelijkheden die anders waarschijnlijk onbenut waren gebleven. Zo hebben alle negen voegers van het bedrijf de vakmodule Steigerbouw gevolgd. “Onze voegers, allemaal vakvolwassen mensen, zijn nu ook gecertificeerd steigerbouwer.” Bij het onderhoudsbedrijf gaan twee timmerlieden aan het project meedoen. “Dat zijn jonge mensen die we een opleiding willen geven die verder gaat dan de basisvaardigheden die je als timmerman nodig hebt. We hebben gemerkt dat ze op bepaalde punten in het begin toch tekortkomen. We zijn een erkend leerbedrijf met twee leermeesters, ikzelf en mijn zoon, die meewerkend uitvoerder is, maar je hebt zelf eigenlijk te weinig tijd om die tekortkomingen snel weg te nemen. De jongens krijgen dankzij Bouw Door, Leer Verder! nu een opleiding die is geënt op de bouw en die is toegespitst op het werk dat zij dagelijks uitvoeren. Ze worden begeleid door professionele mensen bij het verbeteren van hun vaardigheden. Het hangen en afstellen van een deur vinden die jongens bijvoorbeeld lastig. Op de cursus is daar veel meer tijd en aandacht voor dan wij op de werkplek kunnen geven. De jongens worden sneller vakvolwassen, kijken kritischer naar zichzelf en zijn zelfbewuster dankzij de opleiding. Het is prettig dat daar een vergoeding tegenover staat. Je bent nu eerder geneigd die mogelijkheid te bieden.”

 

Kansen bieden

Het zelf opleiden van medewerkers past bij de manier van werken bij zijn bedrijf, zegt Ducaneaux. “Iedereen is onderaan de ladder begonnen. Wij vinden dat mensen een kans moeten krijgen. In het begin wegen de kosten niet op tegen de baten. Maar jongens van wie ik verwacht dat ze in de toekomst van waarde kunnen zijn voor ons bedrijf bieden we een opleidingsplaats. Door de opleiding krijgen ze binding met het bedrijf. Mensen die hier jong in dienst komen, kun je ook nog een tikje vormen en kneden. Zo hebben we iemand die binnenkwam met een petje op. We hebben niet gezegd ‘het mag niet’, wel dat het zonde is van die mooie kop met haar en dat klanten soms anders aankijken tegen het dragen van een pet. Hij begrijpt waarom en draagt tijdens het werk geen pet meer. We vinden het belangrijk dat jongens zelf keuzes maken.” De twee timmerlieden die meedoen aan Bouw Door, Leer Verder! hebben dat dan ook zelf besloten, zegt Ducaneaux. “We verplichten niemand om een opleiding te volgen. We benadrukken dat het voor ons niet hoeft, maar dat ze het voor zichzelf doen. De adviseur van Fundeon heeft hier verteld over de mogelijkheden en toen raakten de jongens nog enthousiaster dan ze al waren.” Ducaneaux pleit ervoor dat opleidingsmogelijkheden van Bouw Door, Leer Verder! blijven bestaan als het economisch beter gaat in de bouw. “Ook bij hoogconjunctuur kan de bouw dit goed gebruiken. De vergrijzing in de bouw geeft over tien jaar een heel groot probleem als er te weinig nieuwe vakmensen bij komen. Het is bekend dat schoolverlaters veel minder dan vroeger kiezen voor de bouw. Geef die jongens de gelegenheid om ervaring op te doen en een goede opleiding te volgen. Die investering is nodig en verdient zich dubbel en dwars terug.”

De weg van de toekomst

Voor de reconstructie van de N329, ‘de Weg van de Toekomst’, hebben de gemeente Oss en de provincie NoordBrabant een projectbureau opgericht. Hierin speelt adviesen ingenieursbureau Oranjewoud een belangrijke rol. “Dit past bij ons streven om de samenleving vooruit te helpen”, verklaart Piet Ackermans, businessmanager Engineering.

“Oranjewoud is een ondernemend advies- en ingenieursbureau met gedegen technische kennis”, begint Piet Ackermans, manager van de businessgroep Engineering, die een onderdeel is van de divisie Ruimte van Oranjewoud. “Maar alleen met die kennis onderscheiden we ons niet. Wel door de innovatieve toepassing daarvan, door onze manier van werken en door onze opvattingen over partnership en communicatie.” Vooral aan die communicatie hecht Ackermans veel waarde. “Het vermogen om naar opdrachtgevers te blijven luisteren is de basis van onze dienstverlening”, zegt hij. “Ik wil mijn klanten goed leren kennen. Hoe beter wij onze opdrachtgever kennen, hoe beter wij in staat zijn om een waardevolle bijdrage te leveren.” Die houding vertaalt zich bij Oranjewoud in de aandacht voor het vergroten van kennis en het verbeteren van vaardigheden. “Ik schat dat we zo’n tien procent van de tijd aan trainingen besteden”, aldus Ackermans. Onze kennis gebruiken wij om innovatieve ontwikkelingen op gang te krijgen. Ook besteden wij veel aandacht aan effectief communiceren.”

 

 

Prestigieus duurzaamheidsproject

Door die combinatie van technische kennis, innovatiekracht en communicatieve vaardigheden kan Oranjewoud adviseren in een prestigieus duurzaamheidsproject in Noord-Brabant. Het gaat om de reconstructie van de N329, een tweebaansweg ten oosten van Oss, waarop het verkeer vooral door de grote toestroom van vrachtverkeer regelmatig vastloopt. Het zes kilometer lange traject loopt deels over grondgebied van Oss en is deels van de provincie NoordBrabant. Als gezamenlijke opdrachtgevers hebben zij grote ambities. Op initiatief van Cora van Nieuwenhuizen, tot deze zomer lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, moet de nieuwe N329 niet minder dan ‘de Weg van de Toekomst’ worden. “De opdrachtgevers willen een energieneutrale weg; de energie voor bijvoorbeeld de verlichting moet zo veel mogelijk door de weg zelf worden opgebracht. Daarnaast wensen zij aandacht voor de beeldkwaliteit van de nieuwe weg. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat de weg deels langs het natuurgebied Herperduin loopt. Bovendien grenst de N329 verderop aan woongebieden, bedrijventerreinen en een haventerrein. Dat betekent ook dat sprake is van verschillende verkeersmodaliteiten.”

 

Brede marktconsultatie

De opdrachtgever wil met de N329 een voorbeeld stellen op het gebied van vernieuwing en duurzaamheid. Waar andere projecten puur als proeftuin of pilot worden ingericht, moet de N329 een praktijkvoorbeeld zijn van het integreren van innovatieve oplossingen in een regulier infrastructureel project. De markt wordt uitgedaagd om geavanceerde technieken te combineren tot geschikte toepassingen voor deze Weg van de Toekomst. Welke toepassingen in aanmerking komen, laat het projectbureau open. Dit vergt echter wel een duidelijke uitleg aan de markt en daar begint de rol van Oranjewoud. “Binnen het projectbureau verzorgen wij het contractmanagement”, legt Ackermans uit. “Dit houdt in dat we de schakel vormen tussen wensen en oplossingen. Het proces van inbrengen van wensen en bedenken van oplossingen is in dit project heel bijzonder. Zo is vanuit het projectbureau een brede marktconsultatie gehouden. Vrij vertaald komt die erop neer dat de markt is uitgenodigd om ideeën aan te dragen voor de Weg van de Toekomst. De consultatie ging echter nog verder. Zo werden er creativiteitssessies met experts georganiseerd en ontbijtsessies met gebruikers van de N329. Zelfs schoolkinderen in Oss is gevraagd wat zij zich voorstelden van de Weg van de Toekomst.”

 

Transparant

De ingediende ideeën liepen uiteen van oplossingen voor energieneutrale exploitatie van de weg – bijvoorbeeld door energie uit het wegdek te genereren door middel van warmtewisselaars – tot hergebruik van vrijkomend materiaal, groene uitstootafvangers en een waterreinigende berm. “Vanuit onze taak als contractmanager hebben wij ideeën getoetst op haalbaarheid”, vertelt Ackermans. “Daardoor werd het aanvankelijk nog vage idee van de Weg van de Toekomst concreet.” Vervolgens zijn binnen het projectbureau de geselecteerde ideeën vertaald naar contract en aanbesteding. Ook daarbij is heldere communicatie erg belangrijk. “Contract en procedure worden zo transparant mogelijk gemaakt”, vertelt Ackermans. “Tegelijkertijd is dat contract een black box, want er worden wel ontwerpdoelen gesteld, maar niet hoe een opdrachtnemer die doelen moet bereiken.”

 

Twee enveloppen

De volgende stap die Oranjewoud binnen het projectbureau zette, was de zogenaamde prekwalificatie van gegadigden voor het project. “Na selectie van partijen die in staat zijn om het project succesvol uit te voeren, zijn er vijf uitgenodigd om een aanbieding te doen.” Zoals de manier waarop het project vorm krijgt op zich al een ‘weg van de toekomst’ is, geldt dat ook voor de moderne wijze waarop aanbiedingen worden beoordeeld. “Van tevoren is vastgelegd waarop inschrijvingen worden getoetst. Indieners krijgen een kwaliteitswaarde in euro’s voor de mate waarin hun aanbod aantoonbaar voldoet aan die criteria”, legt Ackermans uit. “Pas als die kwaliteitswaarde is bepaald, wordt de envelop met het offertebedrag geopend en gecombineerd met de prijs op basis van de kwaliteitswaarde.” Dankzij de gekozen aanpak gaan projectbureau en opdrachtnemer vanaf dit najaar de Weg van de Toekomst aanleggen. Ook hierbij zullen communicatie en innovatie belangrijke rollen blijven spelen.

Innovatie van de informatiewerker

Qurius levert bedrijven concurrerende IT-oplossingen op basis van Microsoft-technologie. Na een reorganisatie zette het bedrijf een nieuwe koers uit. De dienstverlening zal vooral gaan rusten op de pijlers innovatie, duurzaamheid en de kracht van Het Nieuwe Werken.

Tijdens een economische crisis kun je op de rem gaan staan of gas geven richting de horizon. Qurius koos voor het laatste en ontwikkelde een nieuwe langetermijnstrategie. “We gaan fors investeren in onze professionals”, vertelt algemeen directeur Peter van Haasteren. “Behalve op de geijkte vaardigheden gaan we onze werknemers nu tevens op toekomstvisie trainen. Innoveren moet voor hen als het ware een dagelijkse routine worden. Ook hebben we Het Nieuwe Werken ingevoerd. Dit houdt onder meer in dat we ons personeel stimuleren om vaker thuis te werken. Autorijden is, zeker bij files, vermoeiend. Je komt dan niet ontspannen aan op kantoor, maar moet wel acht uur lang presteren. Door een paar dagen thuis te werken, ben je de hele week vitaler en creatiever.”

 

 

Managen op output

De organisatie van Qurius bestaat voor ongeveer tachtig procent uit consultants. Van Haasteren zou graag zien dat juist ook zij niet meer iedere dag naar de klant rijden. “Ja, dat zou een revolutie zijn”, beaamt hij. “Ondernemers zijn immers gewend om een consultant van negen tot vijf over de werkvloer te hebben. Via het Office Communication System, een zakelijke variant van MSN, kunnen ze echter op ieder gewenst moment met de consultant thuis communiceren. Onze mensen blijven uiteraard productief. We managen hen op output, maar zien dat de consultants uit zichzelf al aan hun prestatie gecommitteerd zijn.”

 

CO2-voetafdruk

Minder autorijden draagt uiteraard bij aan een beter milieu. Van Haasteren windt er echter geen doekjes om dat duurzaamheid ook zorgt voor een gezonde winstmarge. “Het verbaast me dat tijdens de crisis de discussie over een efficiënter gebruik van energie naar de achtergrond verdween”, zegt hij. “Zeker met de stijgende brandstofprijzen wordt het voor bedrijven steeds duurder om nog een eigen serverpark aan te houden. Al die servers, airco’s en back-upsystemen zijn afgestemd op de piekbelasting en verbruiken zelfs na tuning onnodig veel stroom.” Qurius biedt bedrijven via Green IT een duurzaam en competitief alternatief. “Met Green Space beschikken we over een zuinig hostingcentrum”, illustreert Van Haasteren. “Dankzij virtualisatie kan hier slechts een enkele energiezuinige server dezelfde, maar vaak nog hogere servicegraad realiseren dan een serverpark. Met speciale software geven we bedrijven die heel bewust aan duurzaamheid werken inzicht in hun CO2-voetafdruk, inclusief concrete stappen om deze te verminderen.”

 

Informatiecentrum

Qurius betrekt bedrijven graag bij zijn innovatie. Daarom verschijnt binnenkort op de eerste verdieping van de Nederlandse vestiging het Qurius Inspirience Center. “In een ontspannen sfeer laten we hier de mogelijkheden van de nieuwste technologieën aan klanten en prospects zien”, verklaart Van Haasteren. “Denk bijvoorbeeld aan visualisatie. Nu leggen we onze oplossingen nog in vaak technische taal vast; in de toekomst willen we onze rapporten toegankelijker maken met heldere beelden. Tevens tonen we wat erbij komt kijken als je informatiewerkers in het veld te allen tijde over de voor hen relevante gegevens wilt laten beschikken. Het is een tamelijk complex proces om op basis van verschillende deelsystemen informatie voor ieder individueel persoon toegankelijk te maken of af te schermen.” Veel ondernemers denken bij automatisering van hun processen vooral aan de backoffice. Volgens Van Haasteren is tegenwoordig juist aan de frontoffice veel winst te behalen. “De mensen in het veld werken meestal nog niet met de nieuwste technologie”, constateert hij. “Neem nou een chauffeur in de transportsector. Meteen na het leveren of ophalen van een bestelling zou hij de relevante gegevens kunnen invoeren en naar de backoffice versturen. Hier wordt alles dan automatisch geregistreerd en verwerkt, zodat het aantal handelingen en fouten in het bedrijfsproces fors verminderd worden. En bij een telefoontje voor een spoedbestelling zou je online de route van een van je chauffeurs kunnen aanpassen, zodat hij binnen korte tijd bij de klant is. Dat is toch de service die je wil bieden.”

 

Sociale hub

Thuis of in het veld werken mag dan veel positieve impulsen opleveren; er kleeft wel degelijk een nadeel aan. “Informatiewerkers klagen vaak dat ze niet even een praatje met een collega kunnen maken”, licht Van Haasteren toe. “We gaan ons kantoor daarom een make-over tot ontmoetingsplek geven, zodat behalve werk ook sociale contacten gestimuleerd worden. We verruimen openingstijden en voeren variabele werkplekken in, waaronder enkele gezellige hoekjes.” Informeel contact zorgt niet alleen dat collega’s zich met elkaar verbonden voelen, maar faciliteert ook kennisoverdracht. “In een gemoedelijke sfeer wisselen collega’s eerder ervaringen en expertise uit”, vertelt Van Haasteren. “We bevorderen dit proces door ‘competence leads’ aan te stellen: professionals die ontzettend veel weten van een specifieke toepassing of techniek en aan internationale congressen of werkgroepen deelnemen om hun kennis te verdiepen. Deze werknemers fungeren op hun gebied als inspiratiebron voor hun collega’s en stuwen zo onze innovatie verder voort.”

Normalisering voor en door de markt

De bouwmarkt is onderhevig aan ingrijpende ontwikkelingen en aan moeilijke economische omstandigheden. NEN Bouw maakt zich daarom juist nu sterk voor het hanteren van bouwnormen als solide basis voor de sector. Dat gebeurt onder andere door het normaliseringsproces voor zo veel mogelijk partijen nog toegankelijker te maken.

Bouwnormalisering strekt zich uit over acht sectoren: bouw- en gww-materialen, duurzaamheid, gas, water, klimaatbeheer, vastgoedbeheer, constructieve veiligheid en brandveiligheid. NEN Bouw is hierin actief op nationaal en op internationaal niveau (CEN en ISO). Hoe is normalisering in Nederland tot stand gekomen? “NEN is als nationaal normaliseringsinstituut opgericht voor en door de markt”, vertelt Dirk Breedveld, Business Manager van NEN Bouw. “NEN is dus volkomen onafhankelijk en werkt zonder winstoogmerk. De belangrijkste doelstelling is het faciliteren van het normaliseringsproces. Normen zijn noodzakelijk om producenten en consumenten duidelijkheid en zekerheid te geven. Niet alleen over de producten die worden gemaakt en gekocht, maar ook over de processen en procedures die daarmee gepaard gaan. Normalisering heeft een positieve invloed op veiligheid, energieverbruik, duurzaamheid en rentabiliteit. Om een simpel voorbeeld te noemen: het A4’tje is een bekende normering. Het zou veel extra geld en tijd kosten om elke keer de exacte afmetingen van een stuk papier te moeten vaststellen. Het is dan ook veel efficiënter en goedkoper om normen af te spreken. Om dat doel te bereiken worden alle belanghebbende partijen in een normcommissie aan de onderhandelingstafel uitgenodigd. Na verloop van tijd kan dan een norm tot stand komen die voor al die partijen aanvaardbaar is.”

 

Bouwbesluit

Hoe is de bouwnormalisering ontstaan? Breedveld: “NEN is reeds sinds 1916 in Nederland het instituut voor normalisatie. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de kracht van normalisatie door de overheid onderkend. NEN werd op dat moment als partner erkend om in de bouw de gewenste zelfregulering te realiseren. Vanaf dat moment is de bouwregelgeving herschreven en dat leidde in 1992 tot het eerste Bouwbesluit. Hierin werd naar normen verwezen die in de bouw gehanteerd kunnen worden. Het voldoen aan die specifieke normen is echter geen wettelijke verplichting. De minimale eisen waaraan een bouwwerk moet voldoen staan wel in de wet, maar de markt is vrij om te bepalen op welke manier ze aan die eisen wil voldoen. Essentieel is dat je bij het begin van een normaliseringsproces aan alle betrokken partijen duidelijk maakt dat het vaststellen van normen vooral in het belang is ván die partijen. Zeker nu de normen steeds meer vanuit Brussel worden bepaald, kan NEN Bouw een brugfunctie vervullen tussen marktpartijen en de Europese regelgeving. Normalisering kan daarnaast ook een rol spelen in de bestrijding van de huidige malaise in de bouw. Steeds meer marktpartijen zien in dat bouwen een geïntegreerd proces is, waarvan elk aspect al in het ontwerp moet worden meegenomen. De eerdergenoemde aspecten veiligheid, energiezuinigheid, duurzaamheid en rentabiliteit zijn van levensbelang voor de bouw. Ze moeten dus al zijn vastgelegd vóórdat met een bouwproject wordt begonnen. Wanneer al die geïntegreerde processen via een solide normalisering naadloos op elkaar aansluiten, kan er veel winstgevender worden gebouwd.”

 

Energieprestatienorm

Welke ontwikkelingen zijn er op dit moment gaande? Breedveld: “Een van de belangrijkste bouwnormen die op dit moment op tafel liggen, is de nieuwste energieprestatienorm, NEN 7 20. Verwacht wordt 1 dat hiernaar per 1 januari 201 in het 1 Bouwbesluit wordt verwezen als bepalingsmethode voor de eisen die in het Lente-akkoord voor de energiereductie van woningen en woongebouwen zijn vastgelegd. De energieprestatienorm voor nieuwbouw ligt nu op 0,8 en dat moet naar 0,6. Dit omvangrijke project heeft uiteraard veel impact op de bouw. Zowel bij het ontwerp als bij de uitvoering moet rekening worden gehouden met diverse aspecten, zoals isolatie, installaties en ventilatie. Maar ook de toetsende instanties, zoals gemeenten die bouwvergunningen afgeven, moeten beoordelen of bouwprojecten aan de nieuwe energieprestatienorm voldoen.” Breedveld vervolgt: “Een ander hot issue wordt gevormd door de zogeheten Eurocodes. Die bepalen of er wordt voldaan aan constructieve veiligheid. Het gaat dan om staal-, hout- en andere constructies voor onder andere bruggen, viaducten en gebouwen. Ook de Eurocodes treden in 201 in werking, maar hiervoor 1 geldt – net als voor de energieprestatienorm – dat er een overgangsperiode is ingebouwd. Beide projecten illustreren wel goed hoe NEN Bouw evolueert van een strikt productgericht naar een meer procesgericht normaliseringsinstituut: er komen steeds meer normen voor methoden en technieken.”

 

Toegankelijke normalisering

Wat beschouwt u als uw belangrijkste missie? Breedveld: “We willen de markt duidelijk maken dat bouwnormalisering innovatie niet tegenhoudt, maar juist stimuleert. Dat is ook uit wetenschappelijk onderzoek gebleken. We streven er daarnaast naar om het normaliseringsproces voor zo veel mogelijk partijen toegankelijk te maken. Zo zijn we vorig jaar begonnen met het project Open Normalisatie. Via de website www.normontwerpen.nen.nl kunnen geïnteresseerden normontwerpen inzien en van commentaar voorzien. We verbeteren dus voortdurend onze dienstverlening. Een ander voorbeeld daarvan is NEN Connect, waarmee onze afnemers via www.nenconnect.nl een volledig op hun situatie afgestemd maatwerkpakket van normen kunnen afnemen en beheren. Kortom: NEN Bouw biedt de markt een solide en toekomstbestendige basis!”

Hang-en-sluitwerk zonder faalkosten

Faalkosten hollen de toch al krappe marges in de bouw uit, weten Rien Wisse en Herbert Meijer van BUVA rationele bouwprodukten. De leverancier van hang-en-sluitwerk zet daarom in op het terugdringen van de faalkosten. Door de praktische toepasbaarheid te vergroten en nastellen overbodig te maken.

Na de oplevering krijgen bouwers vaak klachten over slecht functionerende ramen en deuren. Dit leidt tot veel ergernis bij gebruikers. Voor de bouwer levert het extra werk op dat zorgt voor hogere faalkosten. De schattingen over de hoogte van deze vermijdbare kosten variëren van ruim tien tot wel vijftien procent. Zelfs in de meest conservatieve schatting lopen de faalkosten alleen hiervoor al in de miljoenen euro’s. Dat is winst die weglekt, zegt directeur Rien Wisse van BUVA rationele bouwproducten. Elke besparing op de faalkosten draagt direct bij aan een beter resultaat. “Het terugdringen van de faalkosten is dus zeer interessant. Zeker als je bedenkt dat de marges in de bouw over het algemeen vrij laag liggen.” Als leverancier en ontwikkelaar van hang-en-sluitwerk heeft BUVA een plaats vooraan in de keten. De producten van BUVA scheppen de randvoorwaarden voor het minimaliseren of zelfs uitsluiten van faalkosten. Ook is de kwaliteit van het hang-en-sluitwerk van invloed op het voldoen aan de EPC-norm bij woningen. “De norm gaat per 1 januari 201 opnieuw omlaag, van 1 0,8 naar 0,6. Enkele jaren terug stond de norm nog op 1,2. We gaan zo in de richting van de passiefwoning die je bij wijze van spreken kunt verwarmen met een paar kaarsen. Het energieverbruik is alleen zo sterk terug te brengen als je de woning goed luchtdicht kunt bouwen. En dat raakt aan het hang-en-sluitwerk.”

 

Clustering

Minimaliseren of zelfs uitsluiten van faalkosten, terugdringen van het energieverbruik en, als derde, de normen in het nieuwe Bouwbesluit, dat naar verwachting medio 201 1 wordt ingevoerd. Voor alle drie geldt dat goed hang-en-sluitwerk noodzakelijk is voor de realisatie ervan. De branche beseft dat, zegt Herbert Meijer, hoofd productontwikkeling bij BUVA. Hij verwijst naar een werkgroep van de Nederlandse Bond van Timmerfabrikanten. De bond wil problemen met deur- en kozijnconstructies verminderen en zo de faalkosten terugdringen. BUVA loopt met de uitbreiding en clustering van het assortiment hang-en-sluitwerk op de bevindingen van de werkgroep vooruit, aldus Meijer. “Ons aanbod aan hang-en-sluitwerk is zeer uitgebreid. De meeste producten zijn in meerdere uitvoeringen en variaties verkrijgbaar. Met de productinformatie en de technische kenmerken kunnen we makkelijk twee ordners vullen. We hebben dan ook voor bijna alle vragen een bijpassend product. De keerzijde van zo’n uitgebreid aanbod is dat het overzicht voor onze klanten te wensen kan overlaten. Door het aanbod te clusteren, hebben we het beste van twee werelden weten te combineren.” “We hebben drie voorselecties uit het assortiment gemaakt”, vervolgt Wisse. “Bij het maken van de voorselecties is de functionaliteit en prestatie van de producten ons uitgangspunt geweest. Je kunt het vergelijken met de auto-industrie waar fabrikanten modellen aanbieden met optiepakketten die sportief of luxe zijn. Je hoeft dan als klant geen selectie uit de tientallen opties te maken, maar kiest het pakket dat bij je wensen past. We vergroten zo het keuzegemak voor de afnemer. Uiteraard kunnen klanten die dat willen nog altijd zelf hun selectie maken. Bij onze voorselecties geven we de garantie dat de producten op elkaar zijn afgestemd en dus in de praktijk goed samengaan. De praktische toepasbaarheid staat voorop.”

 

Keuzegemak

De drie voorselecties, PreSets, zijn BUVA Basic, BUVA Total Control en BUVA Full Proof, door Wisse gekenmerkt als “goed, beter, best”. Onder de noemer Basic vallen de producten van bewezen techniek en kwaliteit, licht Meijer toe. “BUVA Basic voldoet al ruimschoots aan alle geldende normen en voorschriften. BUVA Total Control legt de lat nog een stukje hoger met volledige nastelbaarheid van de hang- en sluitzijde van ramen en deuren. De producten in de PreSet BUVA Full Proof zijn zo uitgezocht dat je niet meer hoeft na te stellen. We hebben gekeken naar de praktijk en producten geclusterd die voorkomende bouwtoleranties kunnen opvangen. De faalkosten voor hang-en-sluitwerk zijn bij Full Proof nul. Omdat de dichting optimaal is, zijn de producten uit deze voorselectie ook uitstekend geschikt om het energieverbruik in een gebouw terug te dringen en om aan de eisen op het gebied van geluidswering te voldoen.”

 

De zelfstellende sluitkom BUVA Corrector en kaderdichting BUVA SolidSeal, beide uit de Full Proofreeks, illustreren het verhaal van Meijer. De combinatie van beide zorgt onder alle omstandigheden voor wind- en waterdichte ramen en deuren. Overigens beseft Wisse dat een uitgekiend assortiment alleen onvoldoende is om klanten te overtuigen. “We leveren veel aan timmerfabrieken die geïndustrialiseerd werken. Daar moet je ‘just in time’ leveren. Dat lukt alleen als je je voorraden goed beheerst, zeker bij de grote variëteit die wij leveren. Onze klanten weten dat ze daarop kunnen vertrouwen. Ons uitleverpercentage is onomstreden.”

‘Bundeling maakt ons nog completer’

Sinds 1 september bundelen Teha in Haaksbergen en Van der Kolk in Vroomshoop hun verkoop- en adviesactiviteiten. “Samen vormen we een onestopshop voor componenten in de woning- en utiliteitsbouw en renovatie”, zegt Karel Bijsterbosch, commercieel directeur van de Teha Van der Kolk Groep.

Zowel Teha in Haaksbergen als Van der Kolk in Vroomshoop zijn gerenommeerde ondernemingen met een lange historie. De geschiedenis van Teha gaat terug tot 1927, toen J.Th. Ter Huurne in Haaksbergen een timmerfabriek en aannemersbedrijf begon. Het bedrijf bleef lange tijd eigendom van de familie Ter Huurne en ontwikkelde zich in de loop van de afgelopen eeuw tot specialist in houten en kunststof kozijnen. Bovendien ging Teha zich met succes bezighouden met houtskeletbouw en de productie van prefabdakkapellen en volledige gevelelementen. Van der Kolk in Vroomshoop is zelfs nog een paar jaar ouder. Dit familiebedrijf, van familie De Vries, ontstond in 1920 als timmerwerkplaats en aannemingsbedrijf. In de zestiger jaren ging Van der Kolk zich richten op grootschalig geveltimmerwerk en de productie van houten trappen, zowel voor de seriematige woningbouw als voor luxe woningen. Hoewel het assortiment van de twee organisaties enige overlap kent, vullen de twee elkaar op belangrijke onderdelen goed aan. De twee organisaties die regelmatig bijdragen aan grote nieuwbouw- en renovatieprojecten kwamen in contact met de investeringsmaatschappij Helvie BV. Frank Oude Nijhuis en Frans Koop, de eigenaren van Helvie, voeren samen ook de directie van Koop Bronbemaling en Watermanagement.

 

Completer pakket

“Bronbemaling vormt altijd de basis voor de bouw van woningen en kantoren”, legt Albert Arninkhof, algemeen directeur van Teha, uit. “Koop heeft dan ook regelmatig te maken met dezelfde opdrachtgevers als Teha en Van der Kolk.” Dat inspireerde Helvie om in augustus 2009 een meerderheidsbelang in Teha te verwerven. Voor aannemers is het immers aantrekkelijk om voor meerdere onderdelen van een project één aanspreekpunt te hebben. Dat blijkt nu ook een belangrijk motief voor de samenwerking tussen Teha en Van der Kolk. “Samen kunnen we bouwprojecten een completer pakket bieden”, stelt Bijsterbosch.

 

Economische voordelen

Bijsterbosch ziet belangrijke voordelen in de samenwerking tussen Teha en Van der Kolk. “Dankzij de gezamenlijke verkoop- en adviesorganisatie kunnen we de efficiency vergroten”, verwacht hij. Die grotere efficiency speelt op meerdere niveaus een rol. Ten eerste kan het totaal aan benodigd rekenwerk worden beperkt naarmate meer onderdelen bij dezelfde leverancier worden afgenomen. Minstens zo belangrijk is dat aannemers minder kopzorg hebben over het afstemmen van detailleringen van onderdelen. “Dat regelen wij intern”, zegt Bijsterbosch. “Het is makkelijker om aansluitingen goed af te stemmen met collega’s dan met een andere organisatie.” Volgens Bijsterbosch is het economische belang daarvan niet te onderschatten. “Door deze samenwerking voorkomen we faalkosten. En daarmee ook irritaties, die je als indirecte kosten kan beschouwen.” Dankzij de grotere efficiëntie denken Teha en Van der Kolk topspelers te kunnen blijven, ondanks het nog steeds lastige economische klimaat. “We verwachten dat ook 201 voor de bouw een moeilijk jaar 1 zal worden”, merkt Arninkhof op. “Uit onderzoek van het Economisch Instituut voor de Bouw blijkt dat veel geplande projecten vooruitgeschoven worden. Met name het aantal kleinere aanvragen is gedaald.” Desondanks is Arninkhof optimistisch over de toekomst. “De vervangingsmarkt blijft doorgaan. Bij woningbouwcorporaties blijft de noodzaak tot renovaties bestaan. Hoogstens wordt de ‘incubatietijd’ van renovatieprojecten wat verlengd.”

 

Cultuurverandering

Naast het economische motief hebben Teha en Van der Kolk nog een reden voor de samenwerking. “In de bouw is sprake van een cultuurverandering”, legt Bijsterbosch uit. “Daardoor verandert de rol van aannemers. Die richten zich steeds meer op de organisatie van projecten. Dit betekent dat zij behoefte hebben aan leveranciers die ook als co-maker kunnen fungeren. Door onze krachten te bundelen hebben wij de kennis, ervaring en schaalgrootte die voor die rol nodig is.” Een aspect dat daarbij een rol speelt zijn de investeringen van Teha in onderzoek en innovaties. Die hebben onder meer betrekking op bouwtechnische aspecten, zoals de optimale aansluiting van elementen op elkaar en op bestaande bouw. Daarnaast richt het onderzoek zich op het beperken van beschadigingen van elementen tijdens het transport en de bouw. “Zowel in de nieuwbouw als bij renovaties zijn prefabelementen en snelle montage belangrijk”, stelt Bijsterbosch. “Door te kiezen voor prefab voorkomen aannemers diefstal van bouwmaterialen. Maar dan moeten leveranciers er wel voor zorgen dat die elementen tijdig en onbeschadigd beschikbaar zijn. Daarom zoeken we permanent naar middelen om beschadigingen tijdens het transport en de ruwbouw te voorkomen. Dat heeft al tot belangrijke innovaties geleid.”

 

Service en nazorg

Tot het portfolio van de Teha Van der Kolk Groep behoren ook service en nazorg. Daarbij gaat het onder meer om het nastellen van draaiende delen en de montage van dakkapellen en trappen. Sinds kort is daar het aftimmeren van trappen aan toegevoegd, zodat de organisatie nu in complete trapgaten kan voorzien. Bovendien biedt de Teha Van der Kolk Groep langlopende contacten voor het onderhoud van kozijnen en gevels. Met het uitgebreide palet aan producten en diensten staat de Teha Van der Kolk Groep nu al als een huis. Maar wellicht blijft het daar niet bij. “Want verdere participatie sluiten we niet uit”, besluit Arninkhof.

Groeikansen voor ondernemende jonge professionals

De Data-ICT-Dienst van Rijkswaterstaat verzorgt de informatievoorziening voor Rijkswaterstaat. Deze dienst ontwikkelt zich tot een regieorganisatie met een vraaggestuurd producten- en dienstenportfolio, uiteraard passend binnen Rijkswaterstaats visie op informatievoorziening. Dat maakt de Data-ICT-Dienst voor ondernemende starters en jonge professionals een boeiende omgeving met volop ontwikkelkansen.

Informatievoorziening vormt de pijler van onze nationale infrastructuur, over land en op het water. Rijkswaterstaat, de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, heeft deze taak in oktober 2007 ondergebracht bij de Data-ICT-Dienst. Saskia Boersma begon vijf jaar geleden bij de Data-ICT-Dienst als projectmanager en werd twee jaar geleden teamleider Projectmanagement. “Rijkswaterstaat is een organisatie in verandering en ook onze dienst ontwikkelt zich continu”, vertelt ze. “Sinds een aantal jaren maken we de omslag van een aanbodgestuurd naar een meer vraaggestuurd producten- en dienstenportfolio, uiteraard binnen duidelijk gestelde kaders. We inventariseren de behoeften bij de Landelijke Diensten, die voor ons de vraagzijde vormen. Vervolgens beslissen we welke producten en diensten we zelf ontwikkelen en wat we uitbesteden. Informatievoorziening vormt een belangrijk onderdeel van het primaire proces van Rijkswaterstaat. Denk aan verkeersinformatie, waterstanden en sluistijden. Een weg kan bijvoorbeeld pas open als de volledige informatievoorziening via de dynamische verkeerssignalering werkt. Alleen het asfalt is niet meer voldoende.”

De Data-ICT-Dienst ondersteunt de andere Landelijke en Regionale Diensten van Rijkswaterstaat in hun taak door het regisseren en faciliteren van de realisatie, instandhouding en ontwikkeling van de informatievoorziening van Rijkswaterstaat. “Ik vind het heel interessant om een proces zo in te richten dat je binnen afgesproken tijd en budget de gevraagde kwaliteit levert. Bij de Data-ICT-Dienst krijg je heel veel vrijheid om je werk in te richten. Daarin moet je natuurlijk wel je eigen kansen creeren; het wordt je niet op een presenteerblaadje aangeboden.” Teamleider Stephan van Kampen: “Dat is voor mij persoonlijk een van de drijfveren om bij de DataICT-Dienst te werken.” Van Kampen kwam bij de Data-ICT-Dienst binnen als productmanager en werd na acht maanden teamleider applicatie- en productmanagement. “Mijn werk is er als teamleider stukken leuker op geworden”, vertelt hij. “En dat blijft zo. Als ICT’er ben je bij de Data-ICT-Dienst volop betrokken bij het primaire proces van Rijkswaterstaat. Dat zie je onderweg elke dag om je heen. Netwerken en samenwerken worden steeds belangrijker. Dat wordt ook volop gepromoot. Applicaties als SharePoint en Yammer maken mijn werk leuk en leerzaam en zorgen voor een goede samenwerking met Rijkswaterstaat-collega’s.”

Ontwikkelprogramma’s

Momenteel maakt de Data-ICT-Dienst een enorme omslag door van uitvoeringsorganisatie naar regieorganisatie. “Dat heeft uiteraard gevolgen voor onze personeelssamenstelling”, vervolgt Van Kampen. “Bovendien is de gemiddelde leeftijd binnen de Data-ICT-Dienst momenteel relatief hoog. Om de kennis binnen onze dienst te behouden, hebben we behoefte aan ondernemende starters en jonge professionals die wij binnen Rijkswaterstaat of binnen het Rijk kunnen opleiden en vervolgens in dienst kunnen nemen. Onder andere middels het Rijkswaterstaat-traineeprogramma realiseren we deze instroom. Het gaat om afgestudeerden die in de breedte met alle facetten van het werken bij Rijkswaterstaat kennis kunnen maken. Na een ontwikkelingstraject van anderhalf jaar is het de bedoeling dat zij instromen bij een van de diensten van Rijkswaterstaat. De Data-ICT-Dienst participeert hier volop in.” Boersma: “Rijkswaterstaat, en daarmee de DataICT-Dienst, biedt starters en jonge professionals volop ontwikkelingsmogelijkheden en goede groeikansen.” Zelf participeert Boersma sinds kort in het Talentprogramma van Rijkswaterstaat. “De organisatie is professioneel bezig met het ontwikkelen en laten doorgroeien van haar medewerkers”, legt ze uit. “Eens in de twee jaar wordt het ontwikkelingspotentieel van medewerkers bekeken. Daarbij wordt een speciale groep aangemerkt als talenten. Binnen dit programma krijg je extra ruimte om aandacht te besteden aan je ontwikkeling en opleidingen te volgen.”

Regievoering

Sinds medio 2008 concentreert Rijkswaterstaat zich op zijn kerntaak en besteedt de rest uit aan de markt, op basis van het principe ‘de markt, tenzij …’ waarbij ‘tenzij’ betrekking heeft op het primaire bedrijfsproces dat tot de kerntaak van Rijkswaterstaat behoort. Dat principe heeft consequenties voor de informatievoorziening van Rijkswaterstaat. Daarbij wordt bekeken wat Rijkswaterstaat (de Data-ICT-Dienst) echt zelf moet doen en wat uitbesteed kan worden aan de markt. “Er is een centralisatieslag gaande binnen Rijkswaterstaat op het gebied van onder meer rekencentra en kantoorautomatisering”, vertelt Van Kampen. “Dit betekent dat je als dienstverlener op het gebied van informatievoorziening de Landelijke en Regionale Diensten van Rijkswaterstaat ervan moet overtuigen dat een standaardproduct- en -dienstenportfolio het voordeel oplevert van efficiency en kwaliteitsverhoging. De huidige centralisatieslag gaat vooraf aan uitbesteding van de meer generieke ICT aan de markt”, legt Van Kampen uit. “Het afgelopen jaar zijn losse delen van onze ICT uitbesteed, zoals applicatiebeheer en ontwikkeling voor sommige applicaties, en operationele activiteiten op het gebied van technisch beheer. Nu zijn de kantoorautomatisering en rekencentra aan de beurt.” Boersma: “Het markt-tenzij-principe betekent dat e als Data-ICT-Dienst minder zelf zullen ontwikkelen en meer een regiefunctie krijgen. Daarvoor hebben we behoefte aan mensen die voldoende inhoudelijke kennis hebben opgedaan om marktpartijen aan te sturen en op basis van testen kunnen borgen dat een leverancier de gevraagde kwaliteit levert.”