Het Kadaster levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse en internationale samenleving.
“Eigendomsrechten zijn de basis voor een gezonde economie”, aldus Dorine Burmanje, bestuursvoorzitter van het Kadaster. “Pas als iemand iets bezit en dit is geregistreerd, dan kan hij ruilen, kopen, verkopen en investeren. Het feit dat we dit in Nederland zo goed voor elkaar hebben, geeft een enorme rechtszekerheid en een basis voor onze economie. Met deze kennis helpen we ook andere landen.”
Ze vervolgt: “Het Kadaster is vanaf 1832 bezig met eigendoms- en landregistratie. We hebben het echt goed voor elkaar hier in Nederland. Zozeer zelfs, dat mensen er misschien wel te weinig bij stilstaan wat we hebben opgebouwd en wat een voorrecht het is om zo’n gedegen registratie te hebben. In 2007 vierden we dat het Kadaster 175 jaar bestond. We hebben daarbij gekozen voor het thema ‘Armoedebestrijding door eigendomsregistratie’. Celine d’Cruz, directeur van Slum Dwellers International, vertelde ons hoe zij in de sloppenwijken van India mensen helpt om hun modderpoel en hun krotje geregistreerd te krijgen. Op het moment dat dit ging lukken, zag je dat de modderpoel verdween, de golfplaten werden wat steviger bevestigd. Je zag vervolgens langzaam maar zeker het welvaartspeil groeien. Mensen beseften dat ze eigenaar van hun krotje waren en gingen daar iets mee doen.”
Dit soort houvast bieden is volgens Burmanje de kern van het Kadaster. “Nederland heeft goud in handen. Vooral sinds de Topografische Dienst bij de organisatie is gekomen, kan het Kadaster ook geo-informatie toevoegen. Want nu kun je niet alleen zien wat van wie is, maar je hebt ook de hele context erbij. Waar ligt het, wat gebeurt er op die grond en ga zo maar door. We hebben alle locatiegebonden informatie onder één dak. De mogelijkheden zijn ongekend. We helpen anderen om heel gedegen keuzes te maken. Bijvoorbeeld als je een hogesnelheidslijn wilt aanleggen: waar laat je die lopen, wat zijn de gevolgen voor natuurgebieden, wat kosten de alternatieven, wat zijn de consequenties? Een ander voorbeeld is de besluitvorming over het al dan niet onder laten lopen van de Hedwigepolder. Met onze gegevens kun je inzicht krijgen in wie daar wonen en wat een indicatie is van de grondwaarde.”
Burmanje wijst ook op de gevolgen van natuurrampen zoals tsunami’s en aardbevingen in andere landen, waarbij hele stukken land worden weggevaagd en steden omvallen. “Dankzij een goede registratie van wie waar woont en hoe de eigendomsrechten liggen, gaat het herstel sneller. Het is ver weg van ons land, maar wij helpen wel bij dat soort situaties met onze kennis en onze aanpak.”
Het Kadaster levert bijdrage aan samenleving
Ook aan het Kadaster gaat de crisis niet onopgemerkt voorbij. “We hebben al een zware tijd achter de rug en zitten er nog steeds in”, aldus Burmanje. “Enerzijds zijn we voor onze inkomsten voor een groot deel afhankelijk van de vastgoedmarkt. Anderzijds bezuinigt de overheid sterk.”
De overheid richt zich momenteel sterk op beheersing van de kosten. Burmanje legt uit dat hierdoor zaken als innovatie en ontwikkeling in het gedrang dreigen te komen. “Maar juist deze zaken zijn voor onze klanten van levensbelang”, zegt ze. Als voorbeeld wijst de bestuursvoorzitter op het feit dat het Kadaster er als eerste in de wereld in is geslaagd om volledig geautomatiseerd topografische kaarten te maken. “Hiermee hebben we de productietijd terug weten te brengen van vier jaar tot vier weken. Dit zorgt ervoor dat de kaarten sneller actueel zijn voor de gebruiker. Dit vergde wel een investering, maar deze verdient zich dubbel en dwars terug. En de hele wereld heeft nu belangstelling voor dit proces.”
Ze vervolgt: “We kunnen het ons niet veroorloven om pas op de plaats te maken, anders zouden we bij wijze van spreken nog steeds de postduif rondsturen.”
Burmanje besluit: “Het Kadaster heeft er bewust voor gekozen om zich aan te passen aan de huidige tijd. We waren vroeger alleen een bolwerk van feiten en data. Maar we worden nu steeds meer gevraagd om onze kennis en kunde beschikbaar te stellen voor maatschappelijke vraagstukken. Het Kadaster zoekt samenwerking. Niet alleen met de overheid, maar ook met de private sector en over de grenzen. Dat is onze wereld en daar sluiten we op aan. Maar we moeten dan wel de ruimte hebben om te blijven investeren en innoveren. Alleen op die wijze kan het Kadaster zijn maatschappelijke en economische rol goed blijven vervullen.”
Van monopolistisch bolwerk tot ketenorganisatie pur sangDorine Burmanje, voorzitter van de Raad van Bestuur van het Kadaster, legt uit: “Ons werk bestaat uit het verzamelen en beschikbaar maken van informatie. Dat kan alleen dankzij de inzet van IT en netwerken. Dat zorgt voor een enorme push en drive. Hier komt bij dat het belang en het nut van onze informatie steeds meer toenemen. Steeds meer maatschappelijke vraagstukken leunen zwaar op onze informatie. Maar onze informatie staat niet op zich. Deze moet gekoppeld worden met de gegevens van andere partijen. Daarmee word je bijna op natuurlijke wijze in die netwerken gedreven.”
Als concreet voorbeeld voert Burmanje aan de samenwerking met notarissen, van oudsher de grootste klantgroep van het Kadaster. “Daar waar vroeger ieder z’n eigen stukje deed in het proces om de rechtszekerheid vorm te geven, kijk je nu veel meer samen hoe je technologische ontwikkelingen kunt inzetten om dat proces beter, efficiënter, sneller en goedkoper te laten verlopen. Dan heb je het veel meer over hoe het gezamenlijke proces eruitziet en hoe alle partijen – dus niet alleen notarissen en het Kadaster, maar ook banken en makelaars – er voordeel uit kunnen halen. Dus ook zij zijn hierbij betrokken. Uiteindelijk levert dat een administratieve lastenverlichting op voor de burger en de maatschappij.” Ze vervolgt: “De feitelijke situatie is dat bijna alle organisaties en bedrijven vanuit een solopositie komen en het is lastig om je daarvan los te weken. Maar ook daarin worden stappen gezet. Zo is er het initiatief Publieke Dienstverlening Op de Kaart, PDOK. Verschillende overheidspartijen begeven zich namelijk wat geo-informatie betreft op hetzelfde gebied. Die partijen ontwikkelen in PDOK iets waarbij ze gemakkelijk gebruik kunnen maken van elkaars datasets, en een toegevoegde waarde voor andere gebruikers kunnen leveren. Er ontstaan natuurlijk discussies over posities en wie waarover gaat. Maar uiteindelijk komen we daaruit en ontstaat er een hechte samenwerking. We hebben geleerd dat het in alle gevallen van belang is dat je met elkaar in gesprek blijft. We stellen altijd voorop dat de ketenpartners elkaar moeten kunnen helpen en versterken voor de langere termijn.”
De omslag naar een netwerkorganisatie vergt het een en ander van de interne organisatie. Burmanje is er trots op hoe het Kadaster daarin groeit. “Voorheen hadden we de mentaliteit van een autoriteit die de gegevens verzamelde, en men mocht blij zijn dat ze te koop of beschikbaar waren. Daar hebben we een omslag in moeten maken. We kijken nu naar de behoeften van de vrager of de maatschappij en hoe wij een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken met de datasets die we hebben. Dat is een heel andere benaderingswijze.” Ze vervolgt: “Dit heeft z’n weerslag op het type mensen en het type kennis dat we in huis willen hebben. Vroeger was ons personeelsbestand ambachtelijk, vakgericht opgebouwd. Maar nu hebben we ook behoefte aan mensen die netwerkorganisaties en de werking daarvan snappen, die processen kunnen ontleden en in staat zijn om aan te geven wie deel kunnen uitmaken van dat proces.” Burmanje legt uit dat het Kadaster daarom ook van een organisatie met zestien kantoren en directies naar een gecentraliseerd geheel is gegaan. “Iemand die in Groningen informatie opvraagt, moet hetzelfde krijgen als iemand die dit in Zeeland doet. Nu zijn we een volgende slag aan het maken, waarbij we kijken wat de vragen en behoeften van onze klanten en omringende partijen zijn, en onze organisatie daaraan aanpassen. Zo gaan we per taak en per cluster onze directies inrichten. We hebben bijvoorbeeld geen directeur Gelderland of Brabant meer, maar we werken toe naar een directeur Inwinning en Registratie, want we hebben een grote klantgroep die dat type data wil hebben.”
Het Kadaster werkt ook mee in internationale netwerken. Een goed voorbeeld hiervan is dat het Kadaster medeorganisator was van het internationale congres GeospatialWorldForum, dat in april voor het eerst in Europa werd gehouden. “Het is uniek dat we het voor elkaar hebben gekregen dat een dergelijk groot congres in Nederland werd gehouden. Dit biedt Nederlandse organisaties mogelijkheden voor het internationaal leggen van contacten en delen van kennis. Dat is natuurlijk fantastisch”, aldus Burmanje. “De wereldtop op het gebied van geografische informatie treft elkaar dan. Politiek, wetenschap en bedrijfsleven komen hier samen. We hebben inbreng in het programma en de thema’s, en het is voor ons een grote kans om internationale netwerken uit te breiden. Dit is een ultiem netwerkevenement.”
Burmanje besluit: “We houden ons op veel fronten actief bezig met netwerken. Intern, extern en internationaal. We hebben nog een lange weg te gaan en we zulle gaandeweg moeten blijven innoveren, maar het is een voor alle betrokkenen boeiende exercitie.”
‘We genieten het vertrouwen van veel woningcorporaties’Het Kadaster werkt mee aan ultiem internationaal netwerkevenement
Jeroen Kuiper: “Je kunt op verschillende manieren meten waar je staat in een markt, maar welke methode je ook hanteert: we staan momenteel op de tweede plaats. Veel van onze relaties beschouwen ons toch als marktleider, omdat we vooroplopen waar het nieuwe ontwikkelingen betreft.” Martin Holwerda vult aan: “Die perceptie dat wij aan de top staan, komt mede omdat we eind 2010 een volledige dochter zijn geworden van Aareon, Europa’s grootste consultancy- en softwarehuis voor de vastgoedmarkt.”
Hiermee komen we dan op het eerste trefwoord: innovatie. Jeroen: “Bij SG|automatisering heeft innovatie altijd vooropgestaan. SG|tobiasAX is hier een recent voorbeeld van. En we blijven investeren. We volgen de ontwikkelingen in de markt nauwgezet om te bepalen waarin we dit het best kunnen doen. Zo houden we ons momenteel o.a. bezig met cloud- en mobile oplossingen. Daarnaast loopt er een onderzoek naar het gebruik in de Nederlandse markt van een BPM-product dat al geruime tijd door onze Engelse zusteronderneming succesvol wordt toegepast.” Van Microsoft is bovendien bekend dat ze jaarlijks negen miljard investeren in research and development. “Daar profiteren we natuurlijk mooi van mee”, zegt Martin. “SG|tobiasAX is een totaaloplossing voor de vastgoedmarkt. Het is gebaseerd op Microsoft Dynamics AX en het is een open systeem, waardoor het eenvoudig aansluit op oplossingen van anderen. Onze klanten kunnen voor een gefaseerde overgang kiezen. Dat wordt als zeer prettig ervaren”, zegt Jeroen. De markt van de woningbouwcorporaties is een roerige. Steeds meer kleine corporaties gaan op in grotere. Van de ruim zeshonderd corporaties die Nederland tien jaar geleden telde, zijn er nu circa vierhonderd over.
“We spelen hier met onze ERP-software op in”, stelt Martin. “SG|tobiasAX is schaalbaar en kan dus meegroeien. Minstens even belangrijk is dat de continuïteit van SG|automatisering is gewaarborgd. Omdat de belangen voor onze klanten zo groot zijn, hechten ze veel waarde aan het feit dat we dit, mede dankzij onze daadkrachtige moeder, kunnen garanderen.”
Ook als het om samenwerking – het tweede trefwoord – gaat, loopt SG|automatisering voorop, zowel intern als extern. Jeroen: “Zo betrekken we onze klanten bij ontwikkeltrajecten. Vroeger had je fases van ontwerpen, ontwikkelen en testen, dat was een langdurig proces. Nu zetten we alle disciplines in een team en we ontwikkelen in korte, interactieve trajecten, in sprints. De rol van onze klanten is onontbeerlijk, want ze leveren in dit proces waardevolle praktijkinformatie. Mede hierdoor is de ontwikkelsnelheid met een factor vier tot vijf toegenomen. Men noemt dit agile ontwikkelen.” Martin: “Bovendien doen we de implementatie samen met de klant. Dit betekent wel een gedeelde verantwoordelijkheid. Het grote voordeel is dat we van elkaar kunnen leren.” Ook de directie van SG|automatisering is feitelijk een samenwerking. “Er had ook voor één directeur gekozen kunnen worden, maar samenwerken is niet alleen beter, maar ook nog eens veel leuker”, aldus Martin. “Samenwerken zit in de genen van dit bedrijf. We hebben hier de ongeschreven regel dat je elkaar beter even kunt opzoeken, dan elkaar mailen.” Een derde voorbeeld van samenwerking is dat SG ook regelmatig met een andere leverancier om de tafel gaat zitten. “Omdat SG|tobiasAX een open systeem is, is soms aansluiting op een product van een concurrent gewenst. Daar hebben we geen probleem mee, want ook die vorm van samenwerking juichen we toe”, aldus Jeroen.
‘We zijn nu tweede, maar onze concurrent krimpt en wij groeien’
Ook als het om kwaliteit gaat, heeft het tweetal een uitgesproken mening. Jeroen: “Waar het kwaliteitszorg betreft, volgen we de richtlijnen van het INK-model , maar veel belangrijker vinden we de tevredenheid van onze klanten. Die meten we dan ook continu om waar nodig te kunnen bijsturen. We zijn een innovatief bedrijf en introduceren vaak nieuwe producten. Ondanks alle procedures om dit uit te sluiten, kunnen er kinderziektes in zitten. Daar doen we niet geheimzinnig over, we wijzen onze klanten er zelfs op.” Martin: “We hebben een kwaliteitsafdeling die zich hier fulltime mee bezighoudt. Maar ook alle andere werknemers die met onze klanten in aanraking komen, zijn bij dit proces betrokken. Zodra iemand een signaal opvangt dat er iets niet in orde is, grijpen we in. We opereren in een kleine markt, waarin iedereen elkaar kent. We willen voorkomen dat er vervelende verhalen over ons rondgaan.” Dat dit niet gebeurt, blijkt uit de grote schare trouwe klanten die SG|automatisering heeft. “We hebben zeer loyale klanten, waar we ontzettend trots op zijn”, zegt Martin. “Regelmatig sluiten we een tienjarig contract met klanten af. Daar spreekt toch wel vertrouwen uit!”
‘Geo-informatie vaak van doorslaggevend belang’“Iedere centimeter land is opgemeten. We weten van wie het is, wat ermee wordt gedaan en wat de koopsom is.” Deze woorden sprak Dorine Burmanje, voorzitter van de Raad van Bestuur van het Kadaster, onlangs vanuit een helikopter in het tv-programma Nederland van Boven.
Wat direct opviel, was het enthousiasme waarmee Burmanje over het werk van het Kadaster sprak. Ze is dan ook een goed voorbeeld van de dynamiek die in deze organisatie heerst. “We hebben het in feite over geografische informatie: geo-informatie. Wij hebben de informatie beschikbaar. Wie is de eigenaar? Wat is de indicatieve waarde van de grond? Wat zijn de consequenties bij veranderingen, zoals bij de aanleg van een hogesnelheidslijn? Heel veel maatschappelijke vraagstukken zijn hierop gestoeld. Denk maar aan de HSL, de Betuweroute, de natuur en de industrie. Dergelijke vraagstukken kunnen mede dankzij onze informatie worden beantwoord.”
Ze noemt nog enkele voorbeelden waarbij geo-informatie van groot belang is: “Denk aan natuurrampen, waarna je moet bepalen wat er is vernietigd, wie de eigenaren zijn, wat de schade is. Of, om het dichter bij huis te zoeken: met onze informatie kun je onderzoeken hoe je de routes van postbodes korter kunt maken of je kunt bijvoorbeeld verhuisbewegingen in beeld brengen.”
Maar ook een programma als Nederland van Boven kon niet tot stand worden gebracht zonder de informatie die het Kadaster in huis heeft. “Daarom hebben we er ook bewust aan meegewerkt. Hiermee konden we goed in beeld brengen wat voor soort gegevens we allemaal beschikbaar hebben.”
Het Kadaster is een betrouwbare publieke organisatie die blijft meebewegen met ontwikkelingen in de maatschappij. Het garandeert de rechtszekerheid in het registreren van vastgoedtransacties. Burmanje: “We doen dit al 180 jaar en zijn er goed in. Maar dit betekent niet dat we een wat stoffige organisatie zijn! Als mensen eenmaal met ons in aanraking komen, zijn ze vaak verrast door de enorme dynamiek die hier heerst.”
Dit blijkt onder meer uit de innovatieve ontwikkelingen bij het Kadaster. “Het is duidelijk dat we in grote mate een informatieorganisatie zijn”, verklaart ze. “We vergaren en verwerken enorme hoeveelheden informatie. We registreren, slaan informatie op en maken deze beschikbaar voor derden. De ontwikkelingen op dit terrein gaan ontzettend snel. Vroeger moest je met drie man met kijkers en meetlinten het terrein in, nu kan één persoon uitgerust met een tablet pc en de modernste apparatuur het werk doen.”
Ze noemt een ander voorbeeld: “Het Kadaster heeft eeuwen met kaarten gewerkt. Nu werken we objectgericht. Dat wil zeggen dat alle objecten (gebouwen, bomen, sloten en ga zo maar door) in een grote database zijn opgeslagen, en aan de hand daarvan worden kaarten gemaakt.
We zijn technisch tot steeds meer in staat. Hier komt bij dat we nu niet alleen registreren wat zich op de grond bevindt maar ook eronder en zelfs erboven! Denk maar aan leidingen en dergelijke die zich in de bodem bevinden, en aan de eigendomsrechten van appartementen. We werken echt in drie dimensies!”
De mogelijkheden die dit biedt, zijn volgens haar schier grenzeloos. “Vooral als je verschillende technologieën combineert. Zo maken we gebruik van touchtables, tafels waarvan het blad een groot aanraakscherm is. Je kunt hierop een enorme hoeveelheid informatie tonen. Bijvoorbeeld bij ruilverkaveling zet je de betrokken partijen eromheen en zij zien meteen wat de consequenties van bepaalde besluiten zijn. Voorheen moesten deze consequenties letterlijk in kaart worden gebracht – er werden kaarten getekend – nu zie je meteen wat de gevolgen van besluiten zijn. Dit werkt bijzonder snel en efficiënt.”
Het Kadaster staat midden in de samenleving
Het Kadaster wil blijven innoveren en werkt daarbij veel samen met partijen. Burmanje noemt als partners andere overheden, de wetenschap en private partijen. “We zijn bijvoorbeeld van oudsher partner van het notariaat. We zitten samen in het traject van de vastgoedtransacties. Vandaar ook dat we sterk met het notariaat samenwerken om dat traject kwalitatief beter en goedkoper te maken. Ook hierbij leunen we zwaar op technologie, en dan vooral op IT.”
Dit constant inspelen op actuele ontwikkelingen terwijl gelijktijdig de compleetheid en betrouwbaarheid van de informatie gewaarborgd moeten zijn, vergt veel van de flexibiliteit van de medewerkers van het Kadaster. “Ons takenpakket wordt steeds breder en ondertussen ontwikkelt de technologie zich in een rap tempo verder. Het verrast mij iedere keer weer als ik zie wat deze club mensen voor elkaar bokst.”
Het Kadaster is een publieke organisatie die volgens Burmanje ‘van oorsprong bescheiden’ is. “Maar het is wel belangrijk dat we vertellen over de mogelijkheden van onze informatie, zodat andere partijen ermee aan de slag kunnen. Om dat duidelijk te maken, zoeken we steeds meer de samenwerking met anderen op. Daarnaast zorgen we er natuurlijk voor dat we midden in de samenleving staan, want alleen zo kunnen we weten wat de behoefte is.”
‘Fossiele brandstoffen nog nodig naast duurzame bronnen’“We wekken met een efficiënt en flexibel productiepark een kwart van de in Nederland geproduceerde elektriciteit op”, zegt CEO Ruud Bos. “Dat schept verplichtingen, onder meer wat betreft de continuïteit. Daarom zijn wij voorstander van een efficiënte inzet van alle energiebronnen. Hernieuwbare energiebronnen alleen zijn op dit moment niet toereikend om in de groeiende energiebehoefte te voorzien. We zoeken continu naar een verantwoorde balans tussen het terugdringen van CO2 en de zekerheid van energie voor alle burgers en bedrijven. Fossiele brandstoffen zijn daarom vooralsnog niet weg te denken uit de energiemix.”
Hij legt uit: “Er zijn partijen die ervoor pleiten om alleen nog maar te investeren in duurzame oplossingen zoals windmolens. Wij vinden het onverstandig om nu al te kiezen voor één vorm van duurzame energie omdat we nog te veel moeten ontdekken over deze nieuwe energiebronnen. De innovaties gaan razendsnel en moeten allemaal een kans krijgen, zodat we uiteindelijk de juiste keuzes kunnen maken om met zekerheid betaalbare en duurzame energie te kunnen leveren aan de hele markt. In onze visie moet je daarom nu investeren in een mix van energiedragers.”
Duurzaam betekent voor Electrabel dat energie schoon, betaalbaar en betrouwbaar is. De afgelopen jaren is dan ook veel in gang gezet. “In Lelystad hebben we een van de modernste gascentrales ter wereld gebouwd, we hebben geïnvesteerd in biomassa en in windmolens, maar ook in een kolen-biomassacentrale. Dat heb je nodig om die driehoek in balans te houden.”
Deze centrale wordt gebouwd op de Maasvlakte in Rotterdam en maakt gebruik van kolen en kan daarnaast tot 50% biomassa – voornamelijk hout – als brandstof gebruiken. “Als je noodgedwongen gebruikmaakt van fossiele brandstoffen, doe het dan wel zo verantwoord mogelijk. Bijstoken met biomassa is daar een goed voorbeeld van”, aldus Bos.
Om steeds meer energie uit duurzame bronnen te kunnen halen, moet de manier waarop met fossiele energiebronnen wordt omgegaan grondig veranderen. Bos: “Bestaande centrales moeten flexibeler worden, omdat ze sneller hun productie moeten afstemmen op de behoefte. Daar zijn wij met ons park van met name gasgestookte centrales uitstekend op voorbereid.”
Hij doelt hiermee op de mogelijkheid om centrales uit en aan te kunnen zetten afhankelijk van de behoefte, maar ook afhankelijk van de levering van duurzame energie. Als het bijvoorbeeld niet waait, is er op dat moment meer energie nodig uit fossiele bronnen. Gascentrales zijn daar heel geschikt voor. “Een groot netwerk aan gascentrales maakt in deze overgangsperiode dan ook een onmisbaar deel uit van die flexibele energiemix”, aldus Bos. “Om permanent voldoende energie te kunnen garanderen, is het dan ook noodzakelijk om een vergoeding in het leven te roepen voor het beschikbaar houden van deze centrales.”
‘Electrabel zet in op efficiëntie en flexibiliteit van gehele energiemix’
We moeten met z’n allen minder energie gaan verbruiken. Dat is de verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven. De overheid schept de kaders. Daarnaast heeft de overheid zich ten doel gesteld dat in 2020 14% van het totale energieverbruik in Nederland duurzaam moet zijn. In 2010 was 4% van het totale energieverbruik in Nederland hernieuwbaar. Bos: “Er ligt een geweldige uitdaging om die sprong te maken, want duurzame energie is nog steeds duurder dan energie uit fossiele bronnen. Omdat subsidies onder druk staan, zien wij een oplossing in de leveranciersverplichting. Dan worden alle energieleveranciers in Nederland verplicht om een bepaald percentage duurzaam opgewekte elektriciteit te leveren, die ze moeten inkopen op de markt. Op die manier hoop je een marktprijs voor duurzaam tot stand te brengen, waardoor je loskomt van overheidssubsidiëring. Bovendien leidt dit tot goede concurrentie tussen duurzame vormen van energie, wat de snelheid van innovaties ten goede komt.”
Hij vervolgt: “Dit idee wordt inmiddels binnen de sector vrij breed gesteund. Minister Verhagen heeft toegezegd dat hij wil toewerken naar introductie van dat systeem in 2015. Wij hebben er hoge verwachtingen van, want hiermee kun je financiële middelen losmaken om de nodige investeringen te doen.”
Nederland loopt niet voorop als het gaat om duurzame energieopwekking. Bos: “Dat heeft voor een deel te maken met geografische omstandigheden. Zo hebben landen met bergen meer waterkracht. Maar voor een deel komt dat ook door overheidsbeleid.”
Hij legt uit: “In Nederland volgen subsidiesystemen elkaar in hoog tempo op, waardoor investeerders lang de kat uit de boom kijken. Daarbij komt dat Nederland een klein land is, dat behoorlijk vol is, waardoor vergunningsprocedures niet altijd even gemakkelijk zijn. Als je in Nederland een windmolenpark wil realiseren van enige omvang, dan sta je onherroepelijk bij mensen in de achtertuin.”
Om de concurrentiekracht binnen de markt evenwichtig te houden, is het volgens Bos van belang dat in heel Europa dezelfde regels gaan gelden. “Als in het ene land veel restricties gelden, maar in het buurland nauwelijks, dan vertrekken energieproducenten al snel over de grens.” Ondanks deze beperkingen denkt Electrabel de komende jaren goede voortgang te kunnen maken op het gebied van duurzame energieopwekking. Bos: “We zetten daarom in op een mix, waarbij we de nadruk steeds meer naar duurzaam verschuiven.”
Samenwerking en outsourcing leiden tot flexibele organisatieHet Kadaster beweegt mee met de maatschappelijke, sociale en economische ontwikkelingen. Hierdoor ontstaat een Kadaster dat steeds compacter wordt, een ‘kernkadaster’ dat minimaal nodig is om de wettelijke taak uit te voeren, terwijl daarnaast steeds meer wordt samengewerkt met andere partijen.
“We zitten nu in een proces waarbij wij weer te maken hebben met een enorme bezuinigingsslag en de discussie over de compacte overheid. Er wordt ook aan ons gevraagd hoe wij hierin denken te kunnen bijdragen”, vertelt mevrouw drs. Th.A.J. Burmanje, voorzitter van de Raad van Bestuur van het Kadaster in Apeldoorn. “Het ligt voor de hand om weer allerlei bezuinigingen toe te passen, maar dat hebben wij al fors gedaan. We zijn daar zelf in 2005 mee begonnen, met het oog op de toekomst. Toen kwam daar de financiële crisis overheen, die ons zeer heeft geraakt. Wij zijn immers voor 65% afhankelijk van de vastgoedsector. Bezuinigen betekent voor ons veelal dat dit ten koste gaat van het personeelsbestand, want alleen daar kunnen we kosten verlagen.”
In plaats van weer in de kosten te gaan snijden, heeft het Kadaster in Den Haag een plan ingediend waarin de voorkeur wordt gegeven aan het anders organiseren van bepaalde processen. Burmanje legt uit: “Er zijn verschillende partijen in overheidsland die met hetzelfde bezig zijn, bijvoorbeeld de winning van beeldmateriaal dat wij nodig hebben. Dit betekende dat wel zes verschillende partijen boven Nederland vlogen. Wij hebben gezegd: laten we dat nu samen doen, dan kun je een enorme effectiviteitsslag maken. En we hebben een plan ingediend om op het gebied van informatieverwerking nog meer te gaan samenwerken. Zo hebben ze bij de Dienst Landelijk Gebied een prachtig Competence Center en wij hebben ook zoiets, alleen minder uitgebreid. Als je dat weet samen te voegen, dan behaal je daar voordeel uit. De kwaliteit gaat er niet op achteruit – die gaat er soms zelfs op vooruit – en de effectiviteit neemt sterk toe.”
Zo heeft het Kadaster een vrij uitgebreid plan neergelegd over hoe processen rondom geo-informatie en de organisaties die zich allemaal op dat terrein bewegen efficiënter kunnen worden georganiseerd. Burmanje erkent dat ook dit gepaard kan gaan met een inkrimping van organisaties. “Maar hiermee houden we wel de kwaliteit van onze dienstverlening in stand. We bundelen onze krachten en bieden in sommige gevallen zelfs een beter eindproduct dan voorheen.”
Het Kadaster gaat mee in sociale en economische ontwikkelingen
Door de verlaging van het werkaanbod omdat het aantal vastgoedtransacties sterk terugliep, moest het Kadaster maatregelen nemen. “We zijn begonnen met de schil van flexibele werknemers dunner te maken”, vertelt Burmanje. “Dat doe je altijd het eerst omdat je je eigen mensen wilt sparen. Maar we moeten toch flexibel kunnen reageren op toekomstige ontwikkelingen. Daarom nemen we nu sourcing onder de loep als een van de methodieken om opnieuw flexibiliteit in de organisatie terug te brengen.”
Ze vervolgt: “Dit bekijken we onder andere bij landmeetkundige activiteiten en ook op IT-gebied is waarschijnlijk op dit vlak veel mogelijk. Dat zijn ingewikkelde trajecten, want dit zijn voor ons heel belangrijke activiteiten – een van onze levensaders – en dan moet je wel heel veel vertrouwen hebben in partijen die dat over gaan nemen.”
Een andere actuele ontwikkeling waar het Kadaster mee te maken krijgt is de toenemende vraag naar open data. “De wereld vraagt om de beschikbaarheid van informatie en data op ieder gewenst moment, met nagenoeg geen drempels en zeker geen financiële.” Burmanje stelt dat deze tendens is ingezet door Google. “Dat daarvan nu terug begint te komen, want het werd gefinancierd door adverteerders, maar die adverteerders trekken zich terug vanwege de crisis. Google ontwikkelt nu een ander financieel model, waarin het zich wel laat betalen voor zijn informatie.”
Het Kadaster is een tariefgestuurde organisatie. De gebruikers betalen voor de dienstverlening. Mensen die een huis kopen, betalen voor de informatie die ze nodig hebben om dit te kunnen doen. “Dat principe komt nu ter discussie te staan”, stelt Burmanje. “Maar iemand zal ervoor moeten betalen; er moet een financiering onder liggen, want wij willen onze kwaliteit kunnen waarborgen en een directe relatie met onze klanten handhaven. Daarnaast hebben wij bijna de plicht om te innoveren, om mee te gaan in de vragen en ontwikkelingen van onze klanten. Ook dat vergt investeringen.”
Zij denkt dat het Kadaster zich meer en meer gaat ontwikkelen als ketenpartner. “Wij zullen natuurlijk onze wettelijke taak blijven uitvoeren, maar de rest zullen we steeds meer samen doen met andere partijen. Wij maken deel uit van processen en moeten bepalen wat onze taak in die processen is, waarbij andere taken aan andere partners worden overgelaten. Samenwerking en verbinding met andere partners in een procesketen staan bij ons hoog genoteerd.”
Notarissen zijn bijvoorbeeld de grootste klantengroep van het Kadaster. “Wij zijn aan elkaar gebonden”, stelt Burmanje. “Makelaardij heeft daar ook een rol in. Het is nu veel meer aan de orde dat wij met elkaar die zaken verdelen en bekijken. Ik breid dat het liefst ook uit naar het bedrijfsleven. Je kunt geen scheidslijn meer trekken tussen markt en overheid. Je kunt veel beter met elkaar afspreken hoe we samen optrekken. Informatie laat zich niet meer begrenzen, ook niet door landsgrenzen.”
Snel reageren op veranderende marktenWie het over de bouw heeft, heeft het al snel over de economie. Eric Slokker, algemeen directeur van Slokker Bouwgroep BV, heeft het liever over ‘een andere markt’. “Deze vraagt om een veranderde rol van de bedrijven, dit leidt tot nog meer uitdagingen en uitdagingen zijn leuk.”
Slokker benadrukt: “Het zijn geen slechte tijden. Wel andere tijden. We moeten scherper inspelen op de veranderingen, innovatief zijn. Dat vind ik heerlijk.”
Hij legt uit: “Iedereen heeft last van deze markt, maar je kunt wel de goede dingen eruit halen. De markt praat bijvoorbeeld al heel lang over consumentgericht denken, bouwen en oplossen; nu gaan we dat ook daadwerkelijk doen. Deze tijden dwingen ons om de handen uit de mouwen te steken. Maar ook dat is iets waar we nog nooit slechter van zijn geworden. We zijn weer terug op aarde; dat spreekt mij aan.”
Duurzaamheid, een innovatieve instelling en flexibiliteit zijn drie begrippen die op Slokker van toepassing zijn. Eric Slokker stelt: “De markt dwingt ons hiermee bezig te zijn en dat is een goede zaak. Wij kunnen ons hierin onderscheiden en doen dit dan ook graag.”
Slokker heeft van oudsher innovatie hoog op de agenda staan. Zo liep dit bedrijf voorop bij de invoering van nieuwe technieken, zoals gietbouw, de ankerloze bouwmuur, houtskeletbouw en het in 1980 ontwikkelde energiezuinige Spaarhuis. “We hebben bijvoorbeeld onlangs in Heeswijk-Dinther een project geïnitieerd waarbij we woningen hebben neergezet met een EPC van 0, ofwel ze zijn energieneutraal. Het Kyoto-verdrag wil dat we daaraan in 2020 voldoen; dat hebben wij dus nu al gerealiseerd.”
In dit project, dat de naam ‘Mijn Groene Eiland’ draagt, maakt Slokker gebruik van een aantal duurzame technieken. Zo wordt met een warmtepomp in de winter warmte aan de bodem onttrokken en in de zomer in de bodem opgeslagen. Met 40 m2 zonnecellen wordt jaarlijks 5000 kWh aan energie opgewekt en een zonneboiler voorziet voor een kwart in de warmwaterbehoefte. Warmte uit het warme douchewater wordt teruggewonnen en teruggeleid naar de voorraadboiler, alle vertrekken zijn voorzien van vloerverwarming/-koeling en een ventilatiesysteem reguleert de ventilatie. Uiteraard zijn alle kieren gedicht en zijn de woningen uitmuntend geïsoleerd.
Slokker vervolgt: “Een ander innovatief voorbeeld vanuit ons bedrijf is Het Leefhuis, dat nu al een standaard-EPC van 0,5 heeft, terwijl de norm in Nederland 0,6 is. Met enkele aanpassingen is de woning eenvoudig geheel energieneutraal te maken.”
‘Het zijn geen slechte tijden, wel andere tijden’
Slokker benadrukt dat niet alleen het verdrag van Kyoto, maar ook de economische ontwikkelingen een impuls hebben gegeven om duurzamer te bouwen. “We moeten in kwaliteit en duurzaamheid investeren om de aantrekkelijkheid en het onderscheidende vermogen van onze producten te onderstrepen.”
Hij legt uit: “In kwaliteit hebben we altijd al geïnvesteerd, met name in de woningbouw, waarin we onze sporen hebben verdiend; kwaliteit in producten, maar ook in afspraken. Een van onze kenmerken is dat men ons nogal eens lastig vindt in de voorbereiding. Ik noem dat niet lastig, maar kritisch. Het voordeel is dat zodra we overgaan tot de productie, deze vervolgens fluitend uitgevoerd kan worden. We zeggen altijd: je bouwt eerst op papier, daarna pas buiten, in de natuur. Op papier kun je nog ongestraft aanpassen, maar als je eenmaal buiten bezig bent, wordt dit een stuk moeilijker en kostbaarder. Bovendien komt een adequate voorbereiding ten goede aan het milieu, want alles wat je later aanpast, moet je opnieuw doen en dit gaat gepaard met extra aan- en afvoer.”
Slokker noemt zijn bedrijf goed en flexibel georganiseerd. “Door onze korte organisatielijnen kunnen we snel reageren op veranderende markten. Waar we bijvoorbeeld nu veel in doen is de multifunctionele bouw. Dit zijn echt prachtige projecten.”
Een goed voorbeeld hiervan is de herbestemming van het gemeentelijke monument De Melkfabriek in Hilversum tot 43 woningen, een basisschool (1600 m2), een kinderopvang (250 m2), een peuterspeelzaal (50 m2) en een tweelaagse ondergrondse parkeergarage. Slokker: “Een gecompliceerde opdracht, maar wel iets prachtigs om te doen. Zo hebben we momenteel nog veel meer projecten, bijvoorbeeld in Tilburg – project De Nieuwe Heikant – waar we 166 huur-, 24 koop-, 112 zorgappartementen en 3500 m2 commerciële ruimten in één geïntegreerd project realiseren.”
Slokker vervolgt: “We zijn van oudsher een woningbouwer, dat zijn we nog steeds, maar de variatie daarin en de flexibiliteit van de organisatie is veranderd. We hebben nu meer gecombineerde projecten en dat gaat ons heel goed af.”
De aantallen van de honderden grondgebonden woningen zijn voorbij en komen volgens Slokker niet meer terug. “Dat is niet erg”, vindt hij. “Er is nog genoeg te doen in dit land. ‘De markt’ blijft altijd bestaan; bij iedere economie past een specifieke markt, dus ook bij deze economie!”
Doorwin optimaliseert de ketenDoorwin is, met tien bedrijven en acht productielocaties verdeeld over het land, marktleider in houten en kunststof kozijnen en buitendeuren. “We zitten nu in een proces waarin we van individuele bedrijven één geheel, een orkest met solisten, maken om complete geveloplossingen aan te bieden”, stelt CEO John Rietveldt.
Doorwin heeft, net als alle andere bedrijven in de bouwsector, de gevolgen van de economische crisis aan den lijve ondervonden. “We hebben moeten herstructureren, er zijn bedrijven verdwenen en we zijn met zevenhonderd man ingekrompen”, vertelt Rietveldt. “Dit was absoluut geen plezierige periode. Aan de andere kant hebben we de afgelopen twee jaar onze zaken op orde gebracht en nu zijn we klaar om onze positie als marktleider verder uit te bouwen.”
Rietveldt: “Het doel is een geheel te vormen, waarbij vooral onze co-makers voortaan slechts met één contactpersoon te maken krijgen. Om dit te bereiken heeft Doorwin de nodige stappen gezet. Het begint met talentmanagement: de juiste mensen op de juiste plek zetten. We hebben onze beste mensen op bepalende posities geplaatst en wat ontbrak hebben we van buitenaf aangetrokken. De individuele bedrijven hebben we in divisies geclusterd. Hiermee brengen we meer samenhang in de organisatie, maar ook meer efficiency. Dit uit zich onder meer in het gezamenlijke informatiesysteem dat we hebben uitgerold. Voorheen hadden we te maken met een groot aantal systemen, die niet op elkaar aansloten. Dat is nu opgelost, waardoor we echt kunnen samenwerken.”
Ondertussen heeft Doorwin fors geïnvesteerd in productontwikkeling en innovatie, waardoor een groot aantal nieuwe en vernieuwde producten konden worden geïntroduceerd. Aan de productiezijde werd Lean Manufacturing ingevoerd, een afgeleide van het Toyota Production System. Dit is een managementfilosofie die erop gericht is om verspilling en alle zaken die geen toegevoegde waarde leveren te elimineren.
“Maar dat is slechts een gedeelte van de keten”, stelt Rietveldt. “Wat we eigenlijk zochten was een optimalisatie van de processen met onze partners in de markt, de aannemerij en de woningbouwcoöperaties. Het doel is om de samenwerkende bedrijven als één winst-en-verliesrekening te zien, want uiteindelijk zijn de kosten van onze klant onze kosten, en omgekeerd geldt hetzelfde.”
Hij vervolgt: “Dat is best revolutionair in de bouw. Want dit betekent dat je elkaar moet vertrouwen. Je moet honderd procent transparant naar elkaar toe zijn en je moet samen business- en productmodellen uitwerken. Of het nu gaat om renovatie of nieuwbouw: de partijen in deze markten waren niet gewend om zo open met elkaar samen te werken.”
‘Je moet het geheel als één winst-en-verliesrekening zien’
Doorwin is gespecialiseerd in houten en kunststof kozijnen, buitendeuren en totale gevelelementen (HSB, houtskeletbouw). Het bedrijf besloot om de samenwerking met zijn co-makers, en uiteindelijk alle klanten, te stimuleren door bij projecten één aanspreekpunt op de bouwplaats te bieden. Rietveldt: “Een gecentraliseerde projectleiding en uitwerking. Dat is heel breed goed ontvangen.”
Robin de Winter, directeur service & installatie, is een van de personen die van buitenaf is aangetrokken om het concern te versterken. Hij houdt zich onder meer bezig met het verder uitbouwen van bouwplaatsmanagement. “We waren al heel sterk in advies naar onze klanten en productie, maar we willen ons nu echt onderscheiden in het samen met de klant managen van de bouwplaats”, zegt hij. “Een klant krijgt binnen de Doorwin-organisatie één contactpersoon die alles voor hem regelt. Of hij nu een deur koopt bij Kegro met De Vries kozijnen of Europrovyl kunststof kozijnen: er is maar één contactpersoon die dit binnen de organisatie regelt en die zorgt dat alles just in time op de bouwplaats is en door ons of de aannemer gemonteerd kan worden.”
De Winter: “Dat doen we onder meer door te werken aan een helder communicatiemodel. Hierin staat omschreven wanneer men een bouwplaats bezoekt, wat men daar dan gaat vertellen en welke afspraken we met onze klant maken om samen dat proces zo optimaal mogelijk in te richten. We willen proactief acteren op de bouwplaats. Het doel is om problemen te voorkomen in plaats van achteraf ad hoc te acteren.”
De Winter legt uit dat het in feite neerkomt op een optimale logistiek op de bouwplaats: “Bijvoorbeeld: wanneer leveren wij onze bok aan met kozijnen, waar zetten we die neer en hoe kunnen we er samen voor zorgen dat die kozijnen tegen zo laag mogelijke kosten in de gevel komen? Wij moeten dus een extra inspanning doen om de keten beter te laten presteren. We zijn hiermee begonnen bij de deurendivisie, nu bij De Vries en binnenkort zijn de kunststof kozijnen aan de beurt.”
Rietveldt haakt in: “Als je kijkt naar renovatie of nieuwbouw, dan zijn het altijd maar een paar partijen die dat samen realiseren. Als we samen met die partijen kunnen komen tot standaarddefiniëringen, standaardafstelling, dan kunnen we veel sneller door de ontwerpfase heen. Je hoeft dan niet meer iedere keer alles opnieuw te definiëren. Je denkt er één keer over na, legt het vast en vervolgens pas je dit iedere keer toe.”
Doorwin is inmiddels ook vergevorderd met de invoering van BIM (Bouw Informatie Modeling), een 3D-ontwerpsysteem. “Als we deze afspraken in BIM inbrengen, dan gaan we echt stappen maken”, besluit Rietveldt.
 
[adres]
Doorwin
Le Havre 71, 5627 SV Eindhoven
Postbus 7179, 5605 JD Eindhoven
Telefoon: (040) 291 98 98
Fax: (040) 291 98 99
www.doorwin.nl
 
Businesscase van procesketen als leidende factorTopicus nam in 2002 het besluit om zich volledig te richten op webtechnologie en voortaan de businesscase van de procesketen in plaats van de organisatie centraal te stellen. Een goed besluit, want inmiddels is Topicus leidend in de markten gezondheidszorg, onderwijs en de financiële wereld.
Het gevolg is dat Topicus in korte tijd groeide van een handvol tot circa driehonderd werknemers. “Met onze tools kunnen onze klanten snel en flexibel inspelen op veranderingen en veel efficiënter te werk gaan”, stelt directeur Henk Jan Knol.
Het denken vanuit de keten is de verbindende factor. Knol: “Als je de zaken vanuit de procesketen benadert, kom je tot oplossingen die nauw daarop aansluiten. Zo kun je een diabetespatiënt, maar ook iemand die op zoek is naar een hypotheek, veel beter ondersteunen als je dat vanuit het proces benadert en niet alleen vanuit een zorgverlener of vanuit een hypotheekverstrekker. Beiden hebben te maken met tal van processen, de een in de zorgketen, de ander in de financiële wereld. Dit kun je veel effectiever ondersteunen als je de oplossingen vanuit de procesketen inricht.”
Knol vervolgt: “Onze klanten maken gebruik van één basis in de vorm van een open en integreerbaar applicatieplatform, volgens het zogenaamde ‘single instance multi tenant’-principe. Dit principe zorgt ervoor dat de exploitatiekosten laag zijn in combinatie met een hoge businessflexibiliteit. Het draait allemaal om community’s”, stelt Knol en legt uit: “Als je zo’n community goed bedient, gaat daar een enorme kracht van uit, waar iedereen voordeel van kan hebben. Zo’n community geeft feedback, de gebruikers willen meedenken en dat kunnen wij gebruiken om onze applicaties nog beter te maken.”
Deze aanpak past Topicus ook toe in de financiële wereld. Zo is Topicus begin februari van dit jaar een nieuw initiatief gestart om de hypotheekadviseurs te ondersteunen in de advisering naar de consument. Op basis van deze ondersteuning neemt de kwaliteit van het advies toe, is het advies ‘compliant’ met eisen vanuit de toezichthouder(s) en wordt forse tijdwinst door de adviseur geboekt. Inmiddels maken (stand 1 september 2011) ruim 1300 adviseurs gebruik van deze (betaalde) dienst en wordt door de adviseurs volop meegedacht in de doorontwikkeling (zie www.findesk.nl).
In de zakelijke kredietverlening doet Topicus met vrijwel alle banken zaken op het vlak van financiële analyse en kredietverstrekking. Knol: “Zakelijke dienstverlening is jarenlang een ambachtelijk proces geweest. Een kredietaanvraag duurde vaak weken. De jaarrekening moest op verschillende afdelingen worden doorgeplozen en dan werd er al dan niet groen licht gegeven. Als er geen groen licht werd gegeven, was volkomen duister waarom. Dat is nu een volledig geautomatiseerd proces geworden. Je kunt, dankzij onze oplossing, binnen een minuut zien of je krediet kunt krijgen en ook de eventuele reden van afwijzing.”
Topicus kreeg eind 2009 de opdracht van de drie grootbanken om een servicecenter neer te zetten, ook wel Bancaire Infrastructurele Voorziening (BIV) genoemd. Een ondernemer kan hier zijn jaarrekening aanbieden en geeft zijn bank toestemming om deze te gebruiken voor een analyse of een kredietaanvraag. Knol: “Bij een van de grootbanken hebben we de hele keten al rond en deze bank kan hierdoor inderdaad binnen een minuut na indiening van de jaarrekening aangeven of er al dan niet krediet kan worden verleend. De hele keten, van de grote intermediairs tot en met de banken, kunnen we hiermee van dienst zijn.”
Maar, stelt Knol, kredietverstrekking op basis van een jaarrekening is riskant omdat zo’n overzicht vaak verouderd is. Een jaarrekening wordt immers één keer per jaar opgemaakt en geeft een overzicht van het voorafgaande jaar, niet van de huidige stand van zaken. “Wij kunnen nu, bijvoorbeeld als onderdeel van de prijsafspraken tussen geldverstrekker en ondernemer, vanuit de financiële administratie van de ondernemer de actuele financiële toestand doorgeven aan de geldverstrekker. Hiermee hebben wij dus niet alleen het oude denken – het handmatige proces van kredietbeoordeling – geautomatiseerd, maar we voegen er ook nieuwe mogelijkheden aan toe.”
Hij vervolgt: “Ook in de hypothecaire dienstverlening hebben we een vooraanstaande positie kunnen verwerven omdat Topicus de complete keten van advies tot en met backoffice in één procesplatform kan ondersteunen. Hiermee kunnen we heel veel overdrachtsmomenten elimineren. Omdat wij vanuit de keten denken, hoef je met onze software maar één keer een dossier aan te maken.”
Dat dit in de praktijk werkt, wordt bewezen door Quion, een businesspartner van Topicus. Knol: “Zij nemen ons platform Force af als SaaS en bedienen hiermee ruim twintig geldverstrekkers. Iedere geldverstrekker heeft een eigen productassortiment en een eigen proces, maar werkt op hetzelfde platform. De kracht hiervan wordt duidelijk als je ziet dat Quion volledig zelfstandig en binnen een zeer kort tijdsbestek op maat een nieuwe geldverstrekker in kan regelen in Force.”
In al deze gevallen blijkt dat bedrijfskolommen behoefte hebben aan nieuwe concepten. “Die kunnen wij leveren”, zegt Knol. “Wij zijn in staat om echt businessprocesmanagement te doen, om continu de business aan te passen aan de omstandigheden. Degene die in staat is om in te spelen op snelle veranderingen in de keten, is in staat om te overleven.”
Samen met klant ICT-organisatie weer in balans brengenDe ICT-manager holt te vaak achter de feiten aan. Hij moet niet alleen zijn ICT-infrastructuur in de lucht houden, ook moet hij continu nieuwe technologie implementeren. De ontwikkelingen gaan alsmaar door, waardoor hij constant achter de feiten aan loopt. ICT-Partners biedt de oplossingen.
“Het ICT-volwassenheidsniveau laat in Nederland nog heel wat te wensen over”, stelt Pascal Verberkt, directeur marketing en sales van ICT-Partners. “Wij kunnen ICT-organisaties helpen om samenhang te vinden en regie te krijgen over hun eigen werkveld.” Hij legt uit dat ICT-management over het algemeen moeite heeft met het vinden van samenhang. “Men moet aan steeds meer businessactiviteiten het hoofd bieden en technologische veranderingen opvolgen met mensen die zich telkens weer moeten aanpassen aan nieuwe technologie, nieuwe structuren en nieuwe werkwijzen.”
Jan Heunks, directeur concept en solution management, valt bij: “De stabiliteit is nog niet aanwezig; de aansluiting op de business is misschien nog niet eens optimaal, terwijl wel verwacht wordt dat de ICT-organisatie met nieuwe dingen aan de slag gaat. Het is een constante stroom van veranderingen die ervoor zorgt dat je nooit even pas op de plaats kunt maken om te kijken waar je nu eigenlijk staat.”
ICT-Partners helpt ICT-organisaties de balans terug te vinden, stelt Heunks. “Dat doen wij domeinoverschrijdend, waarbij we alle relevante aandachtsgebieden aan bod laten komen.” Hij legt uit: “Vaak wordt een verandering te eenzijdig aangevlogen, zonder rekening te houden met het grote geheel. Hierdoor kunnen mensen aan de operationele kant hun beheerswerkzaamheden niet uitvoeren of weet de helpdesk niet wat er speelt, waardoor er niet in kan worden gegaan op vragen. Je kunt processen verbeteren en de infrastructuur aanpassen, maar als je de mensen die erbij betrokken zijn niet in lijn brengt met deze veranderingen, dan ga je onherroepelijk een risico lopen. De mensen moeten de veranderingen wel kunnen volgen.”
Hoe pakt ICT-Partners dit aan? Verberkt: “Wij geloven in de ontdekkingsreis; er liggen vooraf geen pasklare oplossingen klaar. Je moet het samen aanpakken. Wij hebben de nodige tools in huis om dit uit te voeren. We meten eerst het ICT-volwassenheidsniveau, waarbij we uitgaan van CMMI, CobiT en Gartner-modellen, en we geven inzicht in de samenhang van de totale ICT-organisatie binnen het bedrijf. Hiermee krijgt de ICT-manager inzicht in de stand van zaken op het gebied van projecten, infrastructuur, management en mensen.”
Heunks: “We hebben hiervoor een bewezen meetmechaniek ontwikkeld, gebaseerd op best practices. We stellen vast wat de organisatie in huis heeft. Hoe is het gesteld met de kwaliteit van de mensen? Iedereen werkt verschrikkelijk hard, maar is iedereen wel met de goede dingen bezig? Hiervoor hebben wij geen dagenlange sessies en interviews nodig. Dat komt doordat wij alleen naar de kernzaken kijken. Je kunt wel alles inzichtelijk willen maken, maar je kunt veel beter de probleemgebieden aanpakken.”
Verberkt: “Zodra we dit in kaart hebben gebracht, nemen we de volgende stap. We zoomen in op de ICT-organisatie van de klant en leggen de thermometer heel diep in de infrastructuur in een vervolg op het eerste assessment. Hoe duurzaam is de infrastructuur? Hoe efficiënt zijn het beheer en het sturingsmechanisme daaromheen geregeld? Tussen die drie onderwerpen moet balans gecreëerd worden. Je kunt er eigenlijk altijd van uitgaan dat er disbalans is tussen die onderwerpen. Het gaat erom hier weer de regie op te geven, om met elkaar een samenhang te scheppen. Met elkaar, want je hebt hier meerdere partijen voor nodig.”
Zodra ICT-Partners samen met zijn klant deze stap heeft gezet, kan advies worden uitgebracht over hoe de klant de komende drie jaar zijn ICT moet organiseren. “Daarom noemen we het ook een ontdekkingsreis, want je moet het complete ICT-werkveld aanpakken”, aldus Verberkt. “Wij kunnen deze zaken met onze 75 consultants heel goed in kaart brengen. Vervolgens regisseren we de infrastructuuroptimalisatie, het beheer en de ICT-servicemanagementprocessen daaromheen. Alles om continuïteit, stabiliteit en zekerheid te creëren. En om een goede loopbaanplanning voor mensen te organiseren, zodat ze in veranderende omstandigheden mee kunnen gaan. Dit realiseren we samen met onze klanten.”
Heunks: “We leggen er sterk de nadruk op dat we hier uitvoering aan moeten geven samen met onze klant. Wij zijn immers een keer vertrokken en daarna moeten de mensen het zelf kunnen doen. Je moet dus zo snel mogelijk de mensen hierin betrekken en samen tot concrete oplossingen komen. Oplossingen gebaseerd op Microsoft, VMware en Citrix aan de technische kant en ITIL, BiSL, ASL en PRINCE2 aan de methodische kant. Het leveren van hardware en licenties is dan natuurlijk een vanzelfsprekendheid.”
Verberkt: “Waar het eigenlijk allemaal op neerkomt is dat wij het ICT-management helpen om het hoofd te bieden aan veranderende omstandigheden en daar de juiste balans in te vinden. We hebben hierbij het uitgangspunt dat verandering de enige constante is. We implementeren, ontwerpen en optimaliseren ICT-infrastructuren en we zorgen dat kennis geborgen wordt in de organisatie. Dat doen we ook voor alles wat met servicemanagement te maken heeft en we helpen uiteindelijk ook met het uitvoeren van het ICT-beheer. En omdat we dit echt samen met onze klant doen, kunnen we rustig stellen dat we echt ICT-Partners zijn.”
‘ICT zit in onze aderen’Als er ergens veel en intensief informatie wordt verwerkt, dan is dat wel bij het Kadaster. “ICT zit in onze aderen”, stelt Tom Dijkstra, directeur van de Directie Services. Het verbaast hem niets dat hun hoofd ICT door Computable is genomineerd tot CIO van het jaar.
Bij het Kadaster draait het allemaal om informatie. Het Kadaster registreert en verstrekt gegevens over de eigendom en ligging van vastgoed in Nederland en de daarop rustende rechten, bijvoorbeeld een hypotheek. Dat geldt ook voor schepen, luchtvaartuigen en ondergrondse netwerken.
Deze paar zinnen zijn snel opgeschreven, maar de systemen die het Kadaster daarvoor inzet zijn complex en de hoeveelheid gegevens die opgeslagen wordt, is overweldigend. “Onze processen zijn sterk geüniformeerd en gestandaardiseerd. Dit geldt niet alleen voor de techniek, maar ook voor de manier waarop onze mensen werken. Daarom leent dit soort zaken zich uitstekend voor ICT-oplossingen”, aldus Dijkstra. “We zijn al jaren onze processen in hoge mate aan het automatiseren. Het contact met onze klanten verandert door de mogelijkheden die door ICT geboden worden. De menselijke tussenkomst wordt bij informatieverstrekking steeds minder. Een notaris bijvoorbeeld vraagt geheel geautomatiseerd kadasterinformatie op. De consument die informatie zoekt over zijn perceel doet dit via internet. Nu zijn we heel druk met de verdere automatisering van het akteverwerkingsproces. Dit komt erop neer dat standaardaktes die door de notaris worden opgemaakt en elektronisch naar het Kadaster worden gestuurd, straks voor het overgrote deel volledig automatisch in het systeem worden verwerkt.”
De hoge mate van automatisering heeft ook gevolgen voor het personeelsbestand. Dijkstra: “We zitten nu op ongeveer 1900 fte’s; twintig jaar geleden zaten we op circa 2700 fte’s. Dankzij de inzet van ICT kunnen we steeds meer werk met minder mensen doen. Minstens even interessant is dat we dankzij ICT locatieonafhankelijk kunnen werken. Heel vroeger werd de akte per postkoets naar het kadasterkantoor gebracht. Hierdoor werden de locaties van de kantoren bepaald door de afstand die nodig was om binnen een dag de akte te kunnen bezorgen. Dat is nu allemaal heel anders geworden en we hebben de afgelopen jaren dan ook een aantal kantoren gesloten.”
Tegelijkertijd is de kwaliteit van het werk gestegen, in meerdere opzichten. Dijkstra legt uit: “Dankzij de hoge automatiseringsgraad kunnen we menselijke fouten steeds meer uitsluiten. Maar de kwaliteit stijgt ook in die zin dat het moeilijkere werk, dat zich niet laat automatiseren, overblijft. Je ziet een verschuiving van routinematig naar meer kennisintensief werk. Dat stelt uiteindelijk hogere eisen aan de mensen.”
De ICT-manager van het Kadaster, Stella Kuin, werd vorig jaar uitgeroepen tot Vrouwelijke ICT-manager van het jaar. Zij geeft leiding aan een ICT-afdeling van circa 260 fte plus een variërende club van zo’n 50 gedetacheerden. Het ICT-budget bedraagt ongeveer 60 miljoen euro. Stella is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, de inzet in projecten en de exploitatie van de systemen. “Dat is een belangrijke tak van sport voor ons. ICT is een levensader, dus er worden heel hoge eisen gesteld aan continuïteit. Onze systemen moeten altijd werken, want anders kan de notaris z’n werk niet doen en komt het onroerendgoedverkeer in Nederland tot stilstand. Dat mag niet gebeuren”, aldus Dijkstra.
Een voorbeeld van een belangrijk project is KLIC (Kabels en Leidingen Informatiecentrum). Dit project komt erop neer dat iemand die ergens in Nederland wil gaan graven in de grond, dit moet melden bij het Kadaster. Het Kadaster geeft dit dan door aan de netbeheerders en zij geven vervolgens aan of op die plek kabels en leidingen in de grond zitten.
Dijkstra: “Een ander project is de vernieuwing van ons kernsysteem, het systeem waarmee we aktes registreren. Het systeem waar die gegevens in zitten is nog van begin jaren tachtig. Deze zijn we nu aan het vernieuwen; een ingewikkeld, kostbaar proces dat veel energie vraagt. Het Kadaster heeft de afgelopen jaren zijn takenpakket uitgebreid. De eerdergenoemde kabels en leidingen zijn hier een voorbeeld van, maar ook publiekrechtelijke beperkingen, energiecertificaten, de Landelijke Voorziening Basisregistraties Adressen en Gebouwen en ga zo maar door. Dit zijn stuk voor stuk ICT-intensieve taken. Dat zorgt wel voor een toename in complexiteit van systemen. Door intensiever samen te werken met leveranciers groeien wij in onze regiefunctie en maken we de ICT-organisatie slagvaardiger voor toekomstige ontwikkelingen.”
Dat de ICT-manager van het Kadaster vrouw is, is een bewuste keuze. De organisatie streeft er namelijk bewust naar om ook op managementniveau een evenwichtige verdeling van mannen en vrouwen te bereiken. “Toen de functie van ICT-manager vrijkwam, dachten we dat het een onbegonnen zaak was om een vrouw hiervoor te vinden”, aldus Dijkstra. “Maar dat is toch gelukt en we zijn ook daarom heel blij met Stella. Maar niet alleen omdat ze vrouw is, natuurlijk.”
Anticiperen op toekomstige marktvraagWat hebben PinkRoccade Healthcare, Comaker, Everest, Yonder en Tass met elkaar gemeen? Heel simpel, ze vormen samen met KZA, PinkRoccade Local Goverment en PharmaPartners één concern: Total Specific Solutions (TSS), dat zich tot de grootste IT-specialisten van Nederland mag rekenen.
TSS is een marktgerichte organisatie die middels zelfstandige, maar sterk samenwerkende bedrijven op specifieke kennis- of marktdomeinen is gefocust. “Onze strategie is erop gericht om dicht bij de markten te staan met gespecialiseerde organisaties die actief kennis delen, krachten bundelen en inspelen op de komende marktvraag”, aldus CEO Robin van Poelje.
Hij legt uit dat TSS één bedrijf is met één marktvisie met een commitment aan de deelmarkten waarop het actief is. “De wereld verandert snel en die veranderingen worden voornamelijk gedreven door het kritische en veeleisende individu. Deze laatste is goed geïnformeerd, vindt een persoonlijke benadering belangrijk en alleen het beste goed genoeg. In de medische markt betekent dit iets anders voor de patiënt dan voor de burger bij de gemeente of de consument die een hypotheek wil afsluiten. Die veranderingen leiden tot nieuwe vragen en uitdagingen voor onze klanten. Daar kunnen wij hen bij helpen, dankzij onze specialismen.”
Hij vervolgt: “Wij verplaatsen ons in de klant van de klant en proberen te anticiperen op de komende marktvraag. Een voorbeeld is dat de patiënt steeds meer zelf de regie wil voeren over zijn gezondheid. Daarvoor hebben wij My Health Online ontwikkeld, waarmee de patiënt zijn afspraken met de medische professionals kan maken en vooraf vragen kan invullen, zodat de arts zich ter plekke goed voorbereid op het medische probleem kan richten. Dit levert tijdwinst op, een significante afname van het aantal patiënten dat niet op komt dagen en een hogere kwaliteit van zorgverlening.”
TSS beschikt met zijn bedrijven die gericht zijn op de gezondheidszorg, de gemeentelijke markt, de financiële sector en leasing over scherp marktinzicht. Met de bedrijven gericht op kwaliteitszorg en testen, embedded software en applicatie-innovatie beschikt het concern ook over hoogwaardige IT-development. Zo combineert TSS diepgaande kennis van markten met hoogwaardige IT-specialisatie. Van Poelje: “We zitten al heel lang in deze markten en hebben leidende posities. We kennen de processen, de dynamiek, de complexiteit en de cultuur. Daardoor zijn we heel goed in staat om de uitdagingen van de specifieke business te vertalen naar toekomstgerichte oplossingen. We kennen zelfs de bestaande systemen goed en zijn dan ook in staat om die nieuwe oplossingen goed te plaatsen in bestaande landschappen. Hierdoor zijn we als geen ander in staat om toekomstgerichte IT-oplossingen werkbaar aan te laten sluiten op de specifieke businessbehoefte van de klant. We willen hiermee klanten succesvol laten zijn in een snel veranderende wereld.”
Er zijn meer bedrijven die stellen dat de wereld verandert en dat zij hun klanten helpen om mee veranderen. “Maar wij stellen daar tegenover dat ‘de IT-markt’ te veelomvattend is. ‘One size fits all’ voldoet niet; je kunt niet alles voor iedereen zijn. Het gaat juist om de gerichtheid op de specifieke markten en het inzetten van de juiste expertise. Ons bedrijfsmodel faciliteert dit optimaal: korte lijnen, snel schakelen, flexibiliteit en betrokken kenniswerkers.”
Hoewel de TSS-bedrijven zijn gericht op verschillende markten en op uiteenlopende expertises, ontstaan er nieuwe mogelijkheden dankzij de bundeling van krachten. Van Poelje: “Er vindt kruisbestuiving plaats en daaruit ontstaan ontwikkelingen die we naar de markt kunnen brengen. Om even bij My Health Online als voorbeeld te blijven: deze applicatie van Pink Roccade Healthcare maakt gebruik van videotechnologie die wordt geleverd door ons bedrijf Tass. We ontwikkelen specifieke oplossingen voor specifieke markten en dankzij samenwerking en krachtenbundeling zijn we in staat om totaaloplossingen aan te bieden. Vandaar ook onze naam: Total Specific Solutions.”
De samenwerking tussen de bedrijven leidt echter tot meer dan alleen elkaar technologie leveren. Van Poelje legt uit: “We delen ook kennis en best practices om elkaar verder te helpen en hebben dezelfde strikte kwaliteitsstandaarden. Daarom noemen we dit een mentaliteitsmerk. We hebben een gedeelde visie, een gedeelde strategie en deze voert iedereen uit naar zijn eigen markt.”
Het bedrijf is in ontwikkeling en heeft nu onder meer lijn gebracht in de visuele taal van de bedrijfsnamen. Er is een nieuwe huisstijl ontwikkeld voor alle TSS-bedrijven en er is gekozen voor één gezamenlijke merkarchitectuur die aansluit bij het marktgerichte organisatiemodel. Met 1850 medewerkers behoort TSS tot de grootste niet-beursgenoteerde IT-bedrijven in Nederland. “Maar we zijn wel het meest gespecialiseerde IT-bedrijf van Nederland en dus in onze visie de grootste IT-specialist”, aldus Van Poelje. Het concern telt dertien vestigingen met, sinds kort, het hoofdkantoor in Utrecht.
Een andere nieuwe ontwikkeling is dat TSS een directieraad heeft gevormd die bestaat uit alle algemeen directeuren van de verschillende TSS-bedrijven. Deze directieraad geeft vorm aan de strategie van TSS en is beslisorgaan. Van Poelje is voorzitter. In feite wordt hier de samenwerking tussen de bedrijven gestalte gegeven. De raad van commissarissen houdt toezicht op dit voor TSS nieuwe marktgerichte organisatiemodel. De bedrijven zijn autonoom en ontwikkelen hun eigen activiteiten. Het nieuwe bedrijfsmodel zorgt voor meer binding en samenwerking. “Hierdoor zijn wij in staat om als één strategische marktpartij te acteren. Ons motto is dan ook: eenheid in verscheidenheid”, aldus Van Poelje.