Auteur: Olaf Boschman

Snel en uitmuntend belastingadvies

Voor de adviseurs van KPMG Meijburg & Co staan cliënten altijd met stip op de eerste plaats: clients first, vertellen Jaap Rog en Wilbert Kannekens.

De adviseurs van KPMG Meijburg & Co loodsen hun cliënten door de complexe wet- en regelgeving, leggen fiscale angels bloot en weten wereldwijd hoe belastingdiensten opereren. Dankzij het grote internationale netwerk bestaat er een goed overzicht van de ontwikkelingen wereldwijd. Zeker bedrijven die internationaal actief zijn kunnen hiervan profiteren. “Zij hebben onder meer te maken met verschillende regels per land, discussie over interne verrekenprijzen tussen vestigingen in verschillende landen en het streven van overheden om meer inkomsten uit indirecte belastingen te halen”, zo schetst Wilbert Kannekens, hoofd International Tax bij het wereldwijde netwerk, in een notendop enkele fiscale trends.

“In ons werk is het is de kunst de balans te vinden tussen snelheid en kwaliteit”, vervolgt bestuursvoorzitter Jaap Rog. “Cliënten willen onze adviezen liever vandaag dan morgen. Alles draait om snelheid. Maar snelheid mag nooit ten koste gaan van kwaliteit. Dit betekent onder meer dat een advies altijd is doorgedacht op de gevolgen voor de langere termijn. Een advies moet ook na twee of drie jaar nog overeind staan. De kwaliteit van het advies weerspiegelt de kwaliteit van de adviseur die het heeft geschreven, vaak in nauw overleg met een team van professionals. De mensen maken het verschil.”

Met andere woorden: de vakinhoudelijke kennis en ervaring van de adviseurs bepalen het verschil tussen een goed en een uitmuntend advies. Kannekens benadrukt hoe belangrijk ervaring is. “Na het afronden van de studie heb je als belastingadviseur minimaal zes tot tien jaar nodig om het hele speelveld te overzien. Daarom adviseren ook onze meest ervaren mensen. Partners schrijven ook adviezen en geven niet uitsluitend leiding aan een team van junioren. Alleen door ervaring ontdek je de finesses van het vak. Je bent dan in staat problemen te herkennen en je kunt dan ook  ‘nee’ zeggen tegen een cliënt als de situatie daarom vraagt.”

“Het is in het belang van onze cliënten dat wij verder kijken dat datgene waar een cliënt in eerste instantie om vraagt”, gaat Kannekens verder. “Dat past bij de opvatting dat cliënten bij ons altijd op de eerste plaats staan. Clients first. Een van onze stelregels is dat ons werk altijd toegevoegde waarde biedt voor de cliënt. Als we dat niet kunnen waarmaken, verkopen we ‘nee’. Niemand is gebaat bij een halfbakken advies dat binnen een half jaar zijn waarde heeft verloren.”

Clients first betekent verder dat alle medewerkers cliënten zo benaderen als zij zelf willen worden behandeld.

KPMG Meijburg & Co legt de lat hoog. De maatstaf voor de toepassing van ‘clients first’ in de praktijk is het serviceniveau in tophotels, vertelt Rog. “De servicegerichtheid die je vindt in de allerbeste hotels willen we combineren met de beste vakinhoudelijke adviezen. Cliënten kunnen ons daarop afrekenen.”

Zelfstandige zorgverleners garanderen goede thuiszorg

Doelmatige thuiszorg met zeer tevreden cliënten. Dat kenmerkt het bedrijfsmodel van PrivaZorg dat uitsluitend werkt met zelfstandige zorgverleners.

Meer dan tweeduizend zelfstandige zorgverleners werken onder de vlag van PrivaZorg. Zij komen in contact met cliënten via één van de dertig zelfstandige steunpunten, verspreid over het hele land. PrivaZorg is toegelaten voor zorg die valt onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en voldoet aan de kwaliteitsnormen die de wet stelt. Cliënten kunnen er ook terecht voor thuiszorg die valt onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de Zorgverzekeringswet. Kortom, PrivaZorg biedt het hele pallet aan thuiszorg, van begeleiding tot  gespecialiseerde verpleging. Volgens Barend van Leeuwen die sinds eind 2009 samen met oprichters Bertien Vries en Rob Verzijl de directie vormt, bewijst het model van PrivaZorg zich al meer dan tien jaar in de praktijk. “Cliënten zijn zeer tevreden, zo wijst onderzoek uit. Bovendien werken we aantoonbaar doelmatiger dan traditionele thuiszorgorganisaties. Dat laatste betekent wel dat we niet de maximale financiering krijgen. We beschouwen die strafkorting maar als een paradoxaal schouderklopje voor het succes van de organisatie.”

 

De beperkte overhead is één van de redenen dat PrivaZorg efficiënter werkt. Het centraal kantoor in Amersfoort telt krap dertig werknemers. Het grootste deel daarvan werkt op de administratie: zij controleren de declaraties van de zorgverleners en regelen de uitbetaling. Verder draagt de grote  betrokkenheid van de zorgverleners bij aan de doelmatigheid, zegt Vries. Voor een deel heeft dat te maken met hun ondernemerschap. “De schoorsteen rookt alleen als je zorg verleent. Besprekingen zijn daardoor opvallend efficiënt.” Ook meldt een zelfstandige zich minder snel ziek. “Ze moet dan zelf de cliënt bellen met wie ze een afspraak heeft. Als je je gewoon kunt afmelden bij een baas ligt die drempel veel lager.”

 

Van verwijten dat ondernemerschap vanwege het ontbreken van sociale zekerheid slecht past bij zorgverleners in de thuiszorg wil Van Leeuwen niet horen. “Over de bakker of kaasboer hoor je dat nooit. Zorgverleners die kiezen voor het zelfstandig ondernemerschap doen dat heel bewust. Een grote groep wil wél de warme deken van het sociale vangnet en kiest voor loondienst.” Verzijl vindt dat prima. “Iedereen maakt eigen keuzes. Ons model heeft de mogelijkheid geschapen het arbeidsethos naar wens te plooien.”

 

Zowel cliënten als zorgverleners varen wel bij het bedrijfsmodel van PrivaZorg. Toch vindt dat vooralsnog weinig navolging. Vries zegt dat sprake is van ontmoedigingsbeleid door de overheid onder invloed van de fiscus. Treffend in dit verband is dat haar organisatie twee keer een kort geding heeft aangespannen over de inzet van ZZP'ers in de thuiszorg. Het eerste geval ging over WMO-zorg waarbij het volgens het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dankzij een wetswijziging niet langer mogelijk was ZZP'ers in te zetten. In het tweede geval suggereerde minister De Jager van Financiën in een brief ten onrechte dat inzet van ZZP'ers bij AWBZ-zorg in strijd is met de wet. De rechter stelde PrivaZorg beide keren in het gelijk. De onzekerheid is pas echt weggenomen als duidelijk is dat de Belastingdienst ZZP'ers in de thuiszorg inderdaad ziet als ondernemers. Er moet zo snel mogelijk uitsluitsel komen, aldus Van Leeuwen. “De fiscale wetgeving moet aansluiten op het maatschappelijk belang waarin ZZP'ers in de thuiszorg kunnen voorzien. Die zorghanden kunnen we niet missen.”

Stevig gepositioneerd voor de toekomst

Efficiëntere bedrijfsvoering met lagere kosten per polis bij stijgende klanttevredenheid. Directeur Wim Henk Steenpoorte denkt dat REAAL Verzekeringen dit mede wist te bewerkstelligen dankzij de kredietcrisis. “De crisis heeft louterend gewerkt en de passie en bevlogenheid van onze medewerkers versterkt.”

Sinds de overname van AXA Nederland in 2007 en Zwitserleven in 2008 is REAAL een van de grootste verzekeraars van Nederland. Eerder had de verzekeringspoot van SNS REAAL met de overname van onder meer Zurich en Nieuwe Hollandsche Lloyd de groei al een forse impuls gegeven. Directeur Wim Henk Steenpoorte zegt dat hoewel de overnames verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de groei, REAAL ook autonoom groeit. De afgelopen jaren is de verzekeraar vooral op de zakelijke markt sterk gegroeid. Groei en grootte zijn voor hem geen doel op zich, maar een middel om het voortbestaan van de verzekeraar op lange termijn te waarborgen. “De verzekeringsmarkt is in Nederland sterk versnipperd. Er zijn ruim zeventig levensverzekeraars en rond de driehonderd schadeverzekeraars. In een volwassen markt voor producten en diensten die in een klein land als Nederland eenvoudig te distribueren zijn, is dat heel bijzonder. Onze hypothese is daarom dat verdere consolidatie een eind zal maken aan die versnippering. Oftewel: je eet of je wordt gegeten. Het eerste had onze voorkeur.”

 

Steenpoorte beseft dat dit makkelijker is gezegd dan gedaan. “Het vergt als eerste financiële middelen en kennis en vaardigheden voor bijvoorbeeld een due diligence. Zeker zo belangrijk is dat de organisatie in staat is om de overgenomen partij ook werkelijk te integreren. Het geheel moet uiteindelijk sterker zijn dan de som van de afzonderlijke delen, zodat je de aandeelhouders laat zien dat de combinatie meerwaarde heeft.” De relatie met de aandeelhouders is trouwens een bijzondere: iets meer dan de helft van de aandelen van SNS REAAL is in handen van de Stichting Beheer SNS REAAL. De stichting behartigt de belangen van de onderneming én iedereen die daarbij is betrokken. Een kritische, maar ook loyale aandeelhouder.

 

Aanpakken

Volgens Steenpoorte is REAAL als geen andere organisatie in staat om overnames tot een succes te maken. Dankzij de ervaring uit het verleden, maar zeker ook dankzij het karakter van de organisatie. “Voor SNS REAAL geldt dat de organisatie groot genoeg is om professioneel te zijn, maar daarnaast klein genoeg om het geheel te kunnen overzien. De schaalgrootte stelt ons in staat om grote overnames te doen. Tegelijkertijd is de organisatie wendbaar en flexibel.” De wendbaarheid heeft voor een deel met de omvang te maken. De combinatie van bank en verzekeraar is met een kleine achtduizend medewerkers geen moloch. Dat maakt het eenvoudiger om veranderingen door te voeren dan in een concern met tienduizenden mensen. Steenpoorte zegt dat de mentaliteit van de medewerkers echter nog belangrijker is. “We zijn nuchter en weten van aanpakken. Politiek speelt een betrekkelijk kleine rol. Dat spreekt me erg aan.”

 

Overigens wil dat niet zeggen dat REAAL zich onttrekt aan de wetmatigheid dat een overname pas na verloop van tijd vruchten afwerpt. De kost gaat voor de baat uit. Zo ook bij de overnames van AXA Nederland en Zwitserleven. “Tijdens overnames is de focus op bedrijfsprocessen niet altijd even optimaal. De eerste paar jaar is de bedrijfsvoering eigenlijk inefficiënter dan voor een overname. Je begint in de nieuwe situatie bijvoorbeeld met drie afdelingen personeel en organisatie en drie juridische afdelingen. Ook in de huisvesting en de automatisering zit de nodige overlap.”

 

Daarnaast zijn besparingen te realiseren door kritisch naar het productaanbod te kijken, aldus Steenpoorte. “Sommige producten zijn lastig te administreren. Als daar weinig vraag naar is, loont het om daarmee te stoppen. Door kritisch alle processen tegen het licht te houden hebben we onze kosten met 25% weten terug te dringen. De kosten per polis zijn hierdoor aanzienlijk gedaald, terwijl de klanttevredenheid niet alleen gelijk is gebleven, maar zelfs is gestegen, zowel bij onze distributiepartners als bij de verzekeringnemers.”

 

Eenvoud

Steenpoorte denkt dat de kredietcrisis een impuls heeft gegeven aan zowel de kostenbesparing als de stijgende klanttevredenheid. “De kredietcrisis was een ‘blessing in disguise’ die louterend heeft gewerkt. Door de crisis zijn we rigoureuzer geweest bij het doorvoeren van allerlei veranderingen in de organisatie. We hebben daar harder op gestuurd. De crisis heeft verder de passie en bevlogenheid van de medewerkers versterkt.” Hij erkent dat kostenbesparingen uiteindelijk ook zonder crisis zouden zijn doorgevoerd, alleen had het dan wat langer geduurd. De loutering komt vooral uit de herbezinning op wat nu echt belangrijk is voor klanten en waar onze organisatie voor staat, zegt Steenpoorte. Het resultaat zijn twee leidende thema’s die gelden voor de hele groep: de missie ‘Eenvoud in geldzaken’ en de kernwaarde GEEF! – om de klant, om elkaar, om het resultaat en om de maatschappij. “Beide zijn in de organisatie zelf naar boven geborreld. Achteraf kun je vaststellen dat het heel goed past bij de wortels van de groep: in de nutsspaarbanken en in de vakbeweging.” Met beide thema’s als leidraad gaat REAAL verder op de weg die al was ingeslagen: groeiend in de zakelijke markt en voortdurend kijkend naar mogelijkheden tot verbetering.

Investeren in vakmanschap

Werknemers bijscholen en leerlingen blijven opleiden. Ook nu het in de bouw tegenzit. Bouw Door, Leer Verder!, een project van Bouwend Nederland, FNV Bouw en CNV Bouwnijverheid, geeft bedrijven uit bouw en infra die mogelijkheid. De kosten van de scholing en het verlet komen voor rekening van de bedrijfstak.

Werkgeversorganisatie Bouwend Nederland en de vakbonden FNV Bouw en CNV Bouwnijverheid slaan in 2009 de handen ineen om het vakmanschap van werknemers in de bouw en infra op een hoger peil te brengen en tegelijkertijd de opleiding van jonge mensen te stimuleren. In het project Bouw Door, Leer Verder!, bedoeld om anticyclisch opleiden te bevorderen, krijgen bedrijven de kosten vergoed van scholing en het verlet van werknemers die cursussen volgen tijdens werktijd, tot maximaal veertig dagen per jaar. Als verplichting staat daar tegenover dat bedrijven leerlingen opleiden of gaan opleiden. De uitvoering van het project is in handen van Fundeon, het Kenniscentrum Beroepsonderwijs voor de bouw, infra en gespecialiseerde aannemerij. Adviseurs van Fundeon gaan op bezoek bij geïnteresseerde bedrijven en zetten de mogelijkheden op een rij. Verder regelt Fundeon de administratie. Ook het uitbetalen van de verletvergoeding is een taak voor Fundeon. Dat laatste gaat overigens snel: wekelijks vinden betalingen plaats. Inmiddels doen driehonderd bedrijven mee aan het project, dat in elk geval doorloopt tot eind 2011. Samen zijn zij goed voor drieduizend geschoolde werknemers, een kleine duizend leerlingplaatsen en bijna negentigduizend gevolgde cursusdagen.

 

 

Financieel aantrekkelijk

Het voeg- en onderhoudsbedrijf van Dick Kamp in Rotterdam is een van de bedrijven die meedoen met Bouw Door, Leer Verder! Voor Piet Ducaneaux, die samen met eigenaar Kamp de leiding heeft, zijn de voordelen van deelname duidelijk. “Het is voor ons als werkgever een goede en financieel aantrekkelijke manier om mensen naar school te sturen. Zeker voor wat kleinere ondernemingen kost scholing in verhouding tot de omzet veel geld. Bovendien mis je handen in de uitvoering.” Een project als Bouw Door, Leer Verder! biedt in zo’n geval mogelijkheden die anders waarschijnlijk onbenut waren gebleven. Zo hebben alle negen voegers van het bedrijf de vakmodule Steigerbouw gevolgd. “Onze voegers, allemaal vakvolwassen mensen, zijn nu ook gecertificeerd steigerbouwer.” Bij het onderhoudsbedrijf gaan twee timmerlieden aan het project meedoen. “Dat zijn jonge mensen die we een opleiding willen geven die verder gaat dan de basisvaardigheden die je als timmerman nodig hebt. We hebben gemerkt dat ze op bepaalde punten in het begin toch tekortkomen. We zijn een erkend leerbedrijf met twee leermeesters, ikzelf en mijn zoon, die meewerkend uitvoerder is, maar je hebt zelf eigenlijk te weinig tijd om die tekortkomingen snel weg te nemen. De jongens krijgen dankzij Bouw Door, Leer Verder! nu een opleiding die is geënt op de bouw en die is toegespitst op het werk dat zij dagelijks uitvoeren. Ze worden begeleid door professionele mensen bij het verbeteren van hun vaardigheden. Het hangen en afstellen van een deur vinden die jongens bijvoorbeeld lastig. Op de cursus is daar veel meer tijd en aandacht voor dan wij op de werkplek kunnen geven. De jongens worden sneller vakvolwassen, kijken kritischer naar zichzelf en zijn zelfbewuster dankzij de opleiding. Het is prettig dat daar een vergoeding tegenover staat. Je bent nu eerder geneigd die mogelijkheid te bieden.”

 

Kansen bieden

Het zelf opleiden van medewerkers past bij de manier van werken bij zijn bedrijf, zegt Ducaneaux. “Iedereen is onderaan de ladder begonnen. Wij vinden dat mensen een kans moeten krijgen. In het begin wegen de kosten niet op tegen de baten. Maar jongens van wie ik verwacht dat ze in de toekomst van waarde kunnen zijn voor ons bedrijf bieden we een opleidingsplaats. Door de opleiding krijgen ze binding met het bedrijf. Mensen die hier jong in dienst komen, kun je ook nog een tikje vormen en kneden. Zo hebben we iemand die binnenkwam met een petje op. We hebben niet gezegd ‘het mag niet’, wel dat het zonde is van die mooie kop met haar en dat klanten soms anders aankijken tegen het dragen van een pet. Hij begrijpt waarom en draagt tijdens het werk geen pet meer. We vinden het belangrijk dat jongens zelf keuzes maken.” De twee timmerlieden die meedoen aan Bouw Door, Leer Verder! hebben dat dan ook zelf besloten, zegt Ducaneaux. “We verplichten niemand om een opleiding te volgen. We benadrukken dat het voor ons niet hoeft, maar dat ze het voor zichzelf doen. De adviseur van Fundeon heeft hier verteld over de mogelijkheden en toen raakten de jongens nog enthousiaster dan ze al waren.” Ducaneaux pleit ervoor dat opleidingsmogelijkheden van Bouw Door, Leer Verder! blijven bestaan als het economisch beter gaat in de bouw. “Ook bij hoogconjunctuur kan de bouw dit goed gebruiken. De vergrijzing in de bouw geeft over tien jaar een heel groot probleem als er te weinig nieuwe vakmensen bij komen. Het is bekend dat schoolverlaters veel minder dan vroeger kiezen voor de bouw. Geef die jongens de gelegenheid om ervaring op te doen en een goede opleiding te volgen. Die investering is nodig en verdient zich dubbel en dwars terug.”

Hang-en-sluitwerk zonder faalkosten

Faalkosten hollen de toch al krappe marges in de bouw uit, weten Rien Wisse en Herbert Meijer van BUVA rationele bouwprodukten. De leverancier van hang-en-sluitwerk zet daarom in op het terugdringen van de faalkosten. Door de praktische toepasbaarheid te vergroten en nastellen overbodig te maken.

Na de oplevering krijgen bouwers vaak klachten over slecht functionerende ramen en deuren. Dit leidt tot veel ergernis bij gebruikers. Voor de bouwer levert het extra werk op dat zorgt voor hogere faalkosten. De schattingen over de hoogte van deze vermijdbare kosten variëren van ruim tien tot wel vijftien procent. Zelfs in de meest conservatieve schatting lopen de faalkosten alleen hiervoor al in de miljoenen euro’s. Dat is winst die weglekt, zegt directeur Rien Wisse van BUVA rationele bouwproducten. Elke besparing op de faalkosten draagt direct bij aan een beter resultaat. “Het terugdringen van de faalkosten is dus zeer interessant. Zeker als je bedenkt dat de marges in de bouw over het algemeen vrij laag liggen.” Als leverancier en ontwikkelaar van hang-en-sluitwerk heeft BUVA een plaats vooraan in de keten. De producten van BUVA scheppen de randvoorwaarden voor het minimaliseren of zelfs uitsluiten van faalkosten. Ook is de kwaliteit van het hang-en-sluitwerk van invloed op het voldoen aan de EPC-norm bij woningen. “De norm gaat per 1 januari 201 opnieuw omlaag, van 1 0,8 naar 0,6. Enkele jaren terug stond de norm nog op 1,2. We gaan zo in de richting van de passiefwoning die je bij wijze van spreken kunt verwarmen met een paar kaarsen. Het energieverbruik is alleen zo sterk terug te brengen als je de woning goed luchtdicht kunt bouwen. En dat raakt aan het hang-en-sluitwerk.”

 

Clustering

Minimaliseren of zelfs uitsluiten van faalkosten, terugdringen van het energieverbruik en, als derde, de normen in het nieuwe Bouwbesluit, dat naar verwachting medio 201 1 wordt ingevoerd. Voor alle drie geldt dat goed hang-en-sluitwerk noodzakelijk is voor de realisatie ervan. De branche beseft dat, zegt Herbert Meijer, hoofd productontwikkeling bij BUVA. Hij verwijst naar een werkgroep van de Nederlandse Bond van Timmerfabrikanten. De bond wil problemen met deur- en kozijnconstructies verminderen en zo de faalkosten terugdringen. BUVA loopt met de uitbreiding en clustering van het assortiment hang-en-sluitwerk op de bevindingen van de werkgroep vooruit, aldus Meijer. “Ons aanbod aan hang-en-sluitwerk is zeer uitgebreid. De meeste producten zijn in meerdere uitvoeringen en variaties verkrijgbaar. Met de productinformatie en de technische kenmerken kunnen we makkelijk twee ordners vullen. We hebben dan ook voor bijna alle vragen een bijpassend product. De keerzijde van zo’n uitgebreid aanbod is dat het overzicht voor onze klanten te wensen kan overlaten. Door het aanbod te clusteren, hebben we het beste van twee werelden weten te combineren.” “We hebben drie voorselecties uit het assortiment gemaakt”, vervolgt Wisse. “Bij het maken van de voorselecties is de functionaliteit en prestatie van de producten ons uitgangspunt geweest. Je kunt het vergelijken met de auto-industrie waar fabrikanten modellen aanbieden met optiepakketten die sportief of luxe zijn. Je hoeft dan als klant geen selectie uit de tientallen opties te maken, maar kiest het pakket dat bij je wensen past. We vergroten zo het keuzegemak voor de afnemer. Uiteraard kunnen klanten die dat willen nog altijd zelf hun selectie maken. Bij onze voorselecties geven we de garantie dat de producten op elkaar zijn afgestemd en dus in de praktijk goed samengaan. De praktische toepasbaarheid staat voorop.”

 

Keuzegemak

De drie voorselecties, PreSets, zijn BUVA Basic, BUVA Total Control en BUVA Full Proof, door Wisse gekenmerkt als “goed, beter, best”. Onder de noemer Basic vallen de producten van bewezen techniek en kwaliteit, licht Meijer toe. “BUVA Basic voldoet al ruimschoots aan alle geldende normen en voorschriften. BUVA Total Control legt de lat nog een stukje hoger met volledige nastelbaarheid van de hang- en sluitzijde van ramen en deuren. De producten in de PreSet BUVA Full Proof zijn zo uitgezocht dat je niet meer hoeft na te stellen. We hebben gekeken naar de praktijk en producten geclusterd die voorkomende bouwtoleranties kunnen opvangen. De faalkosten voor hang-en-sluitwerk zijn bij Full Proof nul. Omdat de dichting optimaal is, zijn de producten uit deze voorselectie ook uitstekend geschikt om het energieverbruik in een gebouw terug te dringen en om aan de eisen op het gebied van geluidswering te voldoen.”

 

De zelfstellende sluitkom BUVA Corrector en kaderdichting BUVA SolidSeal, beide uit de Full Proofreeks, illustreren het verhaal van Meijer. De combinatie van beide zorgt onder alle omstandigheden voor wind- en waterdichte ramen en deuren. Overigens beseft Wisse dat een uitgekiend assortiment alleen onvoldoende is om klanten te overtuigen. “We leveren veel aan timmerfabrieken die geïndustrialiseerd werken. Daar moet je ‘just in time’ leveren. Dat lukt alleen als je je voorraden goed beheerst, zeker bij de grote variëteit die wij leveren. Onze klanten weten dat ze daarop kunnen vertrouwen. Ons uitleverpercentage is onomstreden.”

Financieel gezond dankzij vooruitziende blik

Als een van de eerste bouwbedrijven een eigen architectenbureau, pioneer bij de toepassing van lean bouwen en nu opnieuw voorloper bij het aanbieden van integrale oplossingen: Heembouw heeft een vooruitziende blik die klanten helpt om hun wensen te realiseren.

Vijftien jaar terug is Heembouw een van de eerste bouwbedrijven die een eigen architectenbureau starten, vertelt Erwin van Berkel, lid van de groepsdirectie en telg van de derde generatie van het familiebedrijf. “Indertijd was het zeer ongebruikelijk om een eigen architect aan boord te nemen. Inmiddels is ontwerpen naast bouwen onze corebusiness, wat overigens niet wil zeggen dat we niet met andere architecten samenwerken; dat doen we zeker ook.” Het voorbeeld is typerend voor de werkwijze van Heembouw, dat naast de hoofdvestiging in Roelofarendsveen vestigingen heeft in Amersfoort, Breda, Noordwijkerhout en Rotterdam. “Het illustreert dat we al vroeg zijn begonnen met nadenken over de vraag waar onze toegevoegde waarde als bouwer zit en hoe we zo goed mogelijk aan de wensen van klanten tegemoet kunnen komen.” Dat klinkt vanzelfsprekend, maar is het niet, aldus Peter Lammertink, die samen met Van Berkel de directie van de holding vormt. “Wij onderscheiden ons door onze proactieve benadering van klanten in een op dit gebied van oudsher vrij reactieve branche. En we kijken waar verbeteringen in het bouwproces mogelijk zijn. Dat helpt ons nu de winter door”, zegt Lammertink, refererend aan de crisis in de bouwsector. De financiële cijfers zijn namelijk goed. Weliswaar ging de omzet in 2009 omlaag, maar dat jaar is de enige uitzondering op de regel dat de omzet jaarlijks gemiddeld vijftien procent groeit. Bovendien was het resultaat in 2009 positief, ondanks de omzetdaling. Lammertink wijst verder op een ander financieel kengetal: de solvabiliteit van rond de veertig procent, waarmee Heembouw stevig in de top tien van financieel gezonde bouwbedrijven staat.

 

Pullplanning

De oprichting van Habeon, het eigen architectenbureau, is niet het enige voorbeeld dat de vooruitziende blik van Heembouw onderstreept. Dat het bouwbedrijf als een van de eerste bouwbedrijven besluit om de leanfilosofie van autofabrikant Toyota te vertalen naar de bouwwereld, is er een ander voorbeeld van. Voor de omschakeling naar lean bouwen zijn geduld en toewijding nodig, weet Lammertink. Alleen al omdat het tijd kost om een nieuwe manier van werken eigen te maken. Zeker als die bijna haaks staat op de gangbare praktijk. Onderdeel van het lean bouwen is bijvoorbeeld de pullplanning. Die houdt in dat alle betrokkenen, van architect tot onderaannemer en leverancier, samen een planning maken. “Uitvoerders die gewend zijn om hún planning op te leggen, moeten dan hun ego opzijzetten en dat is in het begin lastig.” De voordelen van de intensieve afstemming en samenwerking zijn evident. De resultaten van de meer dan honderd projecten waarbij Heembouw die filosofie tot nu toe heeft toegepast spreken wat dat betreft voor zich: 98% is tijdig opgeleverd, de bouwtijd is 10 tot 20% korter, de klachten en het ongevallenverzuim zijn gehalveerd.

 

Integraal

Net als de eigen architect navolging kreeg, kiezen meer bouwbedrijven tegenwoordig voor de leanfilosofie. Dit tot genoegen van Van Berkel, ondanks het besef dat zijn bedrijf dan op dit punt wel steeds minder onderscheidend wordt. “We willen onze voorsprong behouden en kijken daarom nu naar het aanbieden van integrale oplossingen: een totaalaanbod voor een huisvestingsvraag die veel meer behelst dan het opleveren van een pand op een gegeven datum. Het is een doorontwikkeling van turnkey, waarbij we als bouwbedrijf voor een groter deel de verantwoording op ons nemen. Bovendien sluit het goed aan bij onze manier van werken, waarin afstemmen en gezamenlijkheid centraal staan.” Bij een integrale oplossing is er nadrukkelijk aandacht voor de total cost of ownership, zegt Lammertink. “Welke invloed hebben de investeringen tijdens de bouw bijvoorbeeld op de onderhoudskosten van een gebouw? Klanten vragen zich dat nu vaker af. Ze beseffen dat het product beter wordt als één partij de regie heeft. Projectontwikkelaars nemen die rol ook wel op zich, maar bouwers kunnen dat beter omdat zij directer bij het eindresultaat betrokken zijn.” Overigens heeft Heembouw er bewust voor gekozen zich bij het aanbieden van integrale oplossingen te specialiseren en in eerste instantie vooral te richten op bedrijfsgebouwen, kantoren en renovatie van bedrijfspanden en woningen.

 

Ambitieus

Naast de vooruitziende blik is de sterke bedrijfscultuur kenmerkend voor Heembouw, weet Van Berkel. De kernwaarden zitten in de genen van het bedrijf, zo vertelt hij. Die kernwaarden zijn klantgericht, betrouwbaar, mensgericht, innovatief, ondernemend en ambitieus. “Klantgericht en mensgericht zijn binnen onze cultuur de meest kenmerkende aspecten. Met mensgericht wordt bedoeld dat we heel goed nadenken wat de betrokkenheid van mensen bij de organisatie kan vergroten. Met coaching, met het Heembouw Studiehuis en met duidelijke ontwikkelmogelijkheden. Uiteindelijk profiteert de klant daarvan, omdat betrokken werknemers beter werk leveren.” Dat Heembouw betrokken medewerkers heeft, blijkt onder meer uit de hoge tevredenheid. De kwalificatie Gouden Werkgever uit 2008 is wat dat betreft veelzeggend. Nog overtuigender is dat klanten die betrokkenheid ook ervaren in de kwaliteit van het werk. De klanttevredenheid van gemiddeld meer dan een acht zegt genoeg.

Samenwerking met behoud van authenticiteit

Voor KLM stond 2009 in het teken van bijsturen, uitbouwen van partnerships en investeren. Met als doel om klanten een nog betere reiservaring te bieden. Zo maakte KLM op authentieke wijze de dienstverlening aangenamer en persoonlijker met onder meer ruimere keuze in comfort.

In 2009 vierde KLM haar negentigjarig bestaan. Geen enkele andere luchtvaartmaatschappij vliegt zo lang onder dezelfde naam. Kenmerkende rode draad in de geschiedenis is dat de KLM eigenlijk altijd is gegroeid, zowel qua vloot als vervoerde passagiers. Ook in tijden van crisis. Ook het aantal bestemmingen waarop KLM vliegt neemt praktisch elk jaar toe. Zelfs in jubileumjaar 2009 waarin de wereldeconomie de grootste naoorlogse recessie doormaakte waarvan de gevolgen in de luchtvaart duidelijk voelbaar waren, vertelt Bram Gräber, directeur KLM Nederland. “In september 2008 gingen we voor 2009 uit van een groei van vijf procent. Terugkijkend zijn we in het afgelopen jaar vijf procent gekrompen. Dat vergde een forse ingreep in de organisatie. We zagen ons gedwongen de frequentie van vluchten voor veel bestemmingen te verlagen. De gevolgen voor klanten waren echter minimaal. We hoefden geen bestemmingen te schrappen, we wisten die zelfs uit te breiden. Een goed voorbeeld is de directe verbinding van Schiphol naar Bali met vier keer per week een vlucht.”

 

Partners

Het aantal bestemmingen groeide in 2009 verder fors dankzij nieuwe samenwerkingsverbanden met Alitalia en Delta Air Lines. Zo biedt de samenwerking met Alitalia reizigers de mogelijkheid vanaf Schiphol elke werkdag rechtstreeks naar Turijn te vliegen en is de frequentie van vluchten naar Rome en Milaan geoptimaliseerd. De samenwerking met het Amerikaanse Delta is een belangrijke aanvulling op de bestaande samenwerking met Northwest Airlines. Groot winstpunt is dat KLM nu vanaf Atlanta en New York, het vliegveld met de meeste passagiers, honderden bestemmingen kan aanbieden. Dit kon voor dit partnership niet. Voor 2010 staat onder meer uitbreiding op het programma naar China, na de Verenigde Staten inmiddels de grootste economie ter wereld. KLM vliegt al op Shanghai en Beijing en als enige vanuit Europa naar Chengdu, een economisch knooppunt in het zuidwesten. Met Hangzhou, een welvarende stad die bekend is om zijn mooie traditionele architectuur en natuur komt er een vierde bestemming in China bij. “ Door het uitbouwen van partners en bestemmingen, kunnen we een uitgebreid netwerk aanbieden zodat reizen nog aangenamer en efficiënter wordt”, aldus Gräber.

 

Comfort

Mede dankzij de samenwerking met partners kan KLM dus veel meer bestemmingen aanbieden, zij het dat niet in alle gevallen een KLM-toestel naar die bestemming vliegt, zegt Gräber. “Onze partners voeren onder onze naam vluchten uit. We selecteren de partners zorgvuldig, omdat we reizigers in hun gehele reisbeleving comfort en gemak willen bieden dat vergelijkbaar is met wat zij van ons gewend zijn. Bij boeking, vertrek en op de vlucht zelf. Maar comfort en efficiëntie in de keuze van bestemmingen telt zeker zo zwaar. Dat laatste leg ik graag uit: voor onze samenwerking met Delta vertrok onze vlucht vanaf Schiphol naar Atlanta op hetzelfde tijdstip als die van Delta. Nu hebben we onze vlucht verplaatst, zodat de vluchten samen beter aansluiten bij het reisschema van veel zakelijke reizigers, die nu bovendien op twee tijdstippen per dag naadloos kunnen overstappen op een binnenlandse vlucht van Delta. Een ander voordeel is dat we bij bestemmingen waar minder vraag naar is, kunnen besluiten dat er één maatschappij op vliegt in plaats van meerdere. Zo blijft de bestemming voor reizigers gehandhaafd.”

 

Persoonlijk

Nauwe samenwerking met andere luchtvaartmaatschappijen wil allerminst zeggen dat KLM haar identiteit en authenticiteit verloochent. “De beleving op een vlucht van KLM, Air France, of Delta is nooit een-op-een gelijk. Elke maatschappij heeft haar eigen wortels en bedrijfscultuur en dat merken reizigers onder meer aan het cabinepersoneel tijdens de vlucht”, aldus Gräber. De kracht van KLM is onder andere de persoonlijke benadering van de reizigers aan boord, vervolgt hij. “Een vlucht is voor ons deel van genieten en inspiratie opdoen en dat zo persoonlijk mogelijk.” De uitbreiding van keuze in comfort op de vlucht is een ander voorbeeld. Reizigers kunnen op intercontinentale vluchten in de Economy Class sinds eind 2009 kiezen voor Economy Comfort; extra beenruimte en stoelen waarvan de rugleuning verder naar achteren kan. Op Europese vluchten is het mogelijk stoelen met meer beenruimte aan bijvoorbeeld de nooduitgang te kiezen. Kortom, reizigers kiezen het comfort dat bij hen past. “Reizigers maken meer dan verwacht gebruik van deze mogelijkheden.”

 

Ook buiten de vlucht kiest KLM voor een persoonlijke benadering met bijvoorbeeld het elektronische iFly-magazine waarvan de inhoud steeds meer is toegesneden op de interesses van de ontvanger. “We communiceren gericht met meer dan een miljoen Nederlanders en spitsen dat sterker toe. De boodschap die zij van ons krijgen moet relevant zijn.” Bij de persoonlijke benadering hoort voor Gräber nadrukkelijk ook efficiëntie. Het elektronisch inchecken via internet, de werkplekken bij terminals en de fast lanes op Schiphol zijn daar voorbeelden van. Net als de sms-service die reizigers informeert over veranderingen in hun vluchtschema. “Tijd is schaars. We gaan daarom zo zuinig en respectvol mogelijk om met de tijd van onze klanten.”

Weg van de waan van de dag

Vermogensbeheerder Hof Hoorneman Bankiers (voorheen VPV Bankiers) staat na een managementbuy-out sinds begin 2010 op eigen benen. De overname door directeuren Fried van ’t Hof en Piet Hoorneman is in lijn met het beleggingsbeleid: ingaan tegen de waan van de dag.

Onafhankelijk, zelfstandig, schuldenvrij en een Tier 1-ratio die met 26% ruimschoots boven de norm van 8% ligt. Vermogensbeheerder Hof Hoorneman Bankiers in Gouda is met deze kenmerken een witte raaf in de financiële wereld die wereldwijd nog bezig is te herstellen van de kredietcrisis in 2008. Indirect is de onafhankelijkheid het gevolg van de kredietcrisis, vertelt Piet Hoorneman, samen met Fried van ’t Hof directeur-eigenaar van Hof Hoorneman Bankiers.

“Commerzbank, de toenmalige moedermaatschappij, kreeg steun van de Duitse overheid, maar moest in ruil daarvoor belangen afstoten om kapitaal te genereren.” Na lange onderhandelingen en een dito zoektocht naar financiering is de overname door het management, en daarmee de onafhankelijkheid en zelfstandigheid, sinds februari 2010 een feit.

De vermogensbeheerder heeft dan ook de gewenste volledige bankvergunning, al is die eigenlijk niet nodig, omdat Hof Hoorneman Bankiers slechts belegt voor klanten en geen spaargeld aantrekt. Er bestaan geen plannen om de activiteiten te verbreden, aldus Van ’t Hof. “We blijven ons richten op waar we goed in zijn, namelijk beleggen.” De bankvergunning geeft wel het signaal af dat Hof Hoorneman Bankiers financieel solide is en daar hechten Van ’t Hof en Hoorneman aan. Soliditeit spreekt volgens Van ’t Hof ook uit de samenstelling van de Raad van Commissarissen, met Willem van der Schoot als voorzitter en hoogleraar economie Sweder van Wijnbergen en Ben Knüppe, curator van DSB Bank, als overige leden.

Behalve solide is Hof Hoorneman Bankiers benaderbaar en transparant, vervolgt Hoorneman. “Er is bijna niets zo persoonlijk als vermogensbeheer en dat vraagt om vertrouwen. De meeste van onze klanten kennen hun weg binnen Hof Hoorneman Bankiers en weten precies bij wie ze met hun vragen terechtkunnen. We waken ervoor uit te groeien tot een log en anoniem instituut.” Nu ambieert geen enkele bank log en anoniem te zijn, maar met zestig medewerkers kan Hof Hoorneman Bankiers de belofte dat medewerkers benaderbaar zijn in de praktijk ook waarmaken. Op de website staan alle medewerkers met naam, functie en een direct telefoonnummer. Om de kleine schaal te behouden, wil Hof Hoorneman Bankiers beheerst groeien. “We streven naar een groei van het beheerde vermogen van 1,4 miljard euro nu naar twee miljard euro over vijf jaar.” Die groei is voor een groot deel te realiseren met het beleggingsresultaat dat in de afgelopen vijftien jaar op gemiddeld 12,9% per jaar uitkwam. Het beheerde vermogen zit grotendeels in individuele portefeuilles en voor het overige in de beleggingsfondsen van Hof Hoorneman Bankiers.

Specialisatie

De specialisatie van Hof Hoorneman Bankiers is value investing. “We beleggen in beursgenoteerde aandelen en obligaties waarvan de door ons geanalyseerde waarde hoger ligt dan de beurskoers”, zegt Van ’t Hof. Hof Hoorneman Bankiers vaart daarbij op eigen onderzoek. “Al ons huiswerk doen we zelf.” Dat levert soms kansen op die andere beleggers over het hoofd zien. Concreet voorbeeld zijn de achtergestelde, eeuwigdurende leningen van banken die sterk in waarde daalden na het uitstellen van couponbetalingen. “Banken hebben die mogelijkheid, maar voor beleggers was dit een signaal om die leningen massaal te verkopen.” Onnodig, volgens Hof Hoorneman Bankiers, en daarmee een uitgelezen investeringsmogelijkheid. Sowieso zijn obligaties van banken en bedrijven momenteel aantrekkelijk, zegt Hoorneman. Althans, voor beleggers met een horizon van zo’n vijf jaar. “Zij moeten het zich kunnen permitteren dat koersen sterk fluctueren.” Fluctuaties zeggen overigens niets over contant rendement van een portefeuille, benadrukt Van ’t Hof. “Dat is in de crisis nauwelijks veranderd, onder meer omdat we bij de selectie letten op goed dividendrendement. We onttrekken ons aan de waan van de dag.”

Selectief

Kenmerkend voor de waan van de dag is dat die voorbijgaat aan intrinsieke kansen en mogelijkheden. “Het marktsentiment wordt sterk bepaald door ruis. Eind 2009 kenden we de Dubai-crisis. Dat Dubai World tot een vergelijk is gekomen met zijn voornaamste schuldeiser stond onlangs als kort nieuwsbericht weggemoffeld in de krant. En wie herinnert zich nog de paniek rondom de ziekte SARS? Elke twee à drie jaar vindt wel ergens een crisis plaats die we even snel vergeten als die is opgekomen.” Van ’t Hof verwacht daarom niet dat de kredietcrisis en de daaropvolgende zware recessie het eind van een tijdperk inluiden. “Economische cycli blijven bestaan.” Wel signaleert hij dat het zwaartepunt in de wereldeconomie verschuift. “Een van de belangrijkste thema’s is de ontwikkeling van de binnenlandse vraag in China. In ontwikkelde economieën is de binnenlandse consumptie goed voor vijftig tot zeventig procent van het nationale inkomen. In China ligt dat nog veel lager. Je ziet daar nu hetzelfde patroon als hier en in Japan na de Tweede Wereldoorlog: werknemers krijgen een hoger besteedbaar inkomen en dat vertaalt zich in vraag naar auto’s en andere luxeproducten. Belangrijk verschil is dat de veranderingen in China veel sneller gaan.” Sterk groeiende binnenlandse vraag biedt zeker kansen, maar Hof Hoorneman Bankiers gaat niet koortsachtig investeren uit angst die te missen. “We blijven heel selectief.”

Dynamisch en trefzeker inspelen op veranderingen

In de dienstverlening anticipeert MeesPierson op veranderingen en loopt daarbij vaak voorop. Voor algemeen directeur Eran Habets is dynamisch en trefzeker inspelen op ontwikkelingen een belangrijke verklaring voor het succes van de bank. Niet voor niets kozen collegabanken MeesPierson tot beste private bank van 2010.

Elk jaar onderzoekt Euromoney welke private bank de beste dienstverlening heeft. In 2010 eindigde MeesPierson in Nederland bovenaan. Algemeen directeur Eran Habets is trots op die verkiezing die voor hem bevestigt dat zijn bank de juiste koers vaart. “Deze award heeft extra glans omdat MeesPierson als beste is aangewezen door collega’s bij andere private banken.” Habets keek sowieso al tevreden terug op 2009. “Het jaar was voor ons relatief goed; beter dan we hadden kunnen hopen nadat eind 2008 bleek dat een forse economische terugslag onvermijdelijk was. Beleggers kregen gaandeweg het jaar weer vertrouwen in de economie en dat vertaalde zich onder meer in hogere koersen op de aandelenmarkten. Ook herwonnen financiële instellingen een deel van het verloren vertrouwen. Wij merkten dat heel sterk en dat is vooral te danken aan de vaak jarenlange relatie die wij met onze cliënten hebben.”

 

Vermogensbehoud

Habets constateert wel dat de financiële en economische crisis tot veranderingen hebben geleid bij cliënten. Eén verschuiving is zichtbaar bij de perceptie van risico. “Wij staan van oudsher heel nadrukkelijk met cliënten stil bij risico's die zijn gekoppeld aan beleggingsbeslissingen. Risico nemen impliceert een grotere kans op hoger rendement, maar de medaille heeft ook een andere kant: bezittingen kunnen in waarde dalen. Tot twee jaar geleden gingen mensen relatief eenvoudig aan die kant voorbij. Nu de economie herstelt, merken we dat vermogensbehoud meer prioriteit heeft gekregen.” Dat geldt onder meer voor ondernemers, vervolgt Habets. “Ondernemers zijn meer dan ooit alert op risico en zien duidelijker dan voorheen het verband tussen hun zakelijke en privébelangen en de risico’s die ze daarbij kunnen lopen. Zo hebben zij soms al hun vermogen in de onderneming gestoken. Als de onderneming slechter draait, komt de vraag hoe zij hun vermogen veilig kunnen stellen. De onderneming als basis voor het pensioen is lang niet altijd meer zeker.” Een andere vraag die leeft, is wat er gebeurt bij veranderingen in de privésituatie, bijvoorbeeld bij echtscheiding of als de ondernemer overlijdt.

 

Op deze en andere vragen kan MeesPierson uitstekend antwoord geven, aldus Habets, om de simpele reden dat zijn bank sinds jaar en dag kiest voor integrale advisering over vermogen. Dat wil zeggen dat MeesPierson kijkt naar het geheel van de financiële belangen van cliënten , zowel zakelijk als privé. “Dat is onze standaardwerkwijze en cliënten staan daar nu meer voor open dan voor de crisis. Zo is het voor ons vanzelfsprekend dat onze zakelijke cliënten één aanspreekpunt hebben voor hun zakelijke en privébelangen, zoals dat vorm krijgt in onze Enterprise & Entrepeneuraanpak. Daarnaast is het besef gegroeid dat voor een goede financiële huishouding gespecialiseerde adviseurs nodig zijn. Onze strategie sluit nu nog beter aan bij de wensen van onze cliënten. Dat verklaart deels ons succes in 2009.”

 

Vertrouwensband

“Integraal advies waarbij wij met een helikopterview alle financiële belangen in kaart brengen is alleen mogelijk als cliënten een hechte vertrouwensband met ons hebben”, stelt Habets. Ten eerste omdat cliënten volledig openheid van zaken moeten geven over hun vermogen. Ten tweede om samen met de vermogensstructureerder vast te stellen welke doelstellingen cliënten hebben met hun vermogen en hoe ze die het beste kunnen realiseren. “In de praktijk is het vaak tachtig procent emotie en twintig procent techniek.” Cruciaal voor de vertrouwensband is dat cliënten blind moeten kunnen rekenen op volstrekt onafhankelijk advies. Van bijvoorbeeld gedwongen winkelnering bij huisfondsen mag nooit sprake zijn, vindt Habets. “We willen onze cliënten de beste producten en diensten aanbieden. Daarom werkt MeesPierson al meer dan veertig jaar met open architectuur.” Inmiddels hebben ook andere banken de keuze voor open architectuur gemaakt, maar MeesPierson was in Nederland de eerste en lange tijd de enige private bank die zo werkte. “Dat past bij onze traditie in vooruitdenken.”

 

Goede doelen

Een al langer bestaande ontwikkeling waar MeesPierson op inspeelt, is dat vermogende particulieren en ondernemers willen investeren in de samenleving. Zo brengt de bank op de jaarlijkse Goede Doelen Dag vermogende cliënten en goede doelen samen. “We koppelen onze netwerken aan elkaar en die wisselwerking levert elk jaar mooie nieuwe samenwerkingen op.” Daarnaast begeleidt MeesPierson cliënten om hun bijdrage aan een goed doel te realiseren of te structureren. De Enterprise & Entrepreneur-aanpak en de Goede Doelen Dag zijn illustratief voor de werkwijze van MeesPierson: anticiperend op ontwikkelingen in de markt, de maatschappij en bij cliënten en in de dienstverlening nauw aansluitend bij de dynamiek op genoemde terreinen. Met andere woorden: MeesPierson speelt trefzeker in op veranderingen. Waar die zich ook voordoen. Bijvoorbeeld in wet- en regelgeving met als actueel voorbeeld de recente wijzigingen in de Successiewet. “Fiscale spelregels veranderen steeds sneller. Je moet cliënten daar tijdig op wijzen om daar effectief mee te kunnen omgaan. Het kan zijn dat regels vragen om een andere structuur van het vermogen. Het is onze verantwoordelijkheid hier alert op te zijn.”

‘Belastingen staan vol in de schijnwerpers’
Complexiteit van wet- en regelgeving neemt toe. Veel bestaande belastingwetgeving loopt achter bij de praktijkontwikkelingen. Gevoegd bij de roep van overheden om hogere belastingopbrengsten, leidt dat tot steeds hogere eisen aan belastingadviseurs. “Advies moet snel, solide en oplossingsgericht zijn. Dat vergt vakkennis én internationale ervaring.”

“Het bedrijfsleven is de afgelopen twee jaar vooral bezig geweest met overleven. Maar je ziet dat bedrijven weer vooruitkijken. Daarbij krijgt de rol van belastingen meer aandacht. In het denken over belastingen heeft namelijk een duidelijke verschuiving plaatsgevonden”, zegt bestuursvoorzitter Jaap Rog van KPMG Meijburg & Co Belastingadviseurs. “Belastingen zijn terechtgekomen in de schijnwerpers”, vervolgt Wilbert Kannekens, hoofd Global International Corporate Tax bij het wereldwijde netwerk van KPMG. “De wereldwijde financiële en economische crisis heeft hierbij als een katalysator gewerkt. De crisis versterkte bestaande trends, zoals groeiende transparantie en de roep om meer zekerheid in het bedrijfsleven. Belastingen zijn nadrukkelijker op de agenda van de Raad van Bestuur gekomen en niet langer alleen het domein van fiscaal specialisten. Er is ook meer publiek debat over belastingen, zoals de discussie over de ‘banktax’, onder meer gevoed doordat overheden banken overeind hielden met belastinggeld. Verder zette de crisis belastingopbrengsten onder druk. Veel overheden kampen met enorme schulden en forse begrotingstekorten. Zij zoeken manieren om opbrengsten veilig te stellen in een inmiddels geglobaliseerde wereld. Daarnaast groeit de spanning tussen de solidariteitsgedachte en het recht van eigendom. Dat plaatst belastingen eveneens meer in de schijnwerpers.” Al veel langer speelt dat wet- en regelgeving complexer wordt, aldus Rog. “Wetgevers proberen werkelijk alles in gedetailleerde regels te vatten en tegelijkertijd met open normen misbruik tegen te gaan.”

Verschuivingen

De trends die Rog en Kannekens signaleren vertalen zich op verschillende manieren naar de praktijk. Verschuiving naar indirecte belastingen is er één. Deze trend is al enkele jaren gaande, maar nog duidelijker zichtbaar sinds de crisis. Dat blijkt onder meer uit de jaarlijkse Corporate and Indirect Tax Rate Survey van KPMG. Rog wijst op een verandering die hierbij aansluit: “Belastingheffing verschuift van mobiele naar immobiele activiteiten, naar activiteiten die fysiek aan een plek zijn gebonden.” “Mijnbouw is een goed voorbeeld”, vult Kannekens aan. “Het is niet voor niets dat de Australische overheid de heffingen voor deze industrie verhoogt. De accentverschuiving is goed te verklaren. Activiteiten met een mobiel karakter verplaatsen zich makkelijk naar landen met lage kosten of lage belastingen. Een algemeen issue is trouwens dat belastingwetgeving nagenoeg geheel is gebaseerd op fysieke activiteiten. Maar steeds meer economische activiteiten hebben geen fysieke component of zijn lastig aan één plaats te koppelen. Wetgeving loopt in dat opzicht minstens tien jaar achter op de praktijk.”

Hoe je het ook wendt of keert, de belastingplichtige betaalt altijd het gelag, stelt Rog. “Overheden moeten werken aan nieuwe concepten voor belastingheffing en een nieuw begrippenkader bedenken. Ondertussen moeten de opbrengsten wel op peil blijven. Behalve met verschuivingen naar indirecte belastingen en naar belasting op vaste activa, leidt dat tot verbreding van de grondslag.”

Witte raaf

Van een nieuw begrippenkader is nog geen sprake bij de veranderingen in belastingwetgeving die voor 2011 op stapel staan. “De EU voert een belasting voor banken in en neemt waarschijnlijk een besluit over het al dan niet verder harmoniseren van belastingen. De VS werken aan ingrijpende herziening van belastingen, maar de soep wordt daar zelden zo heet gegeten als ze wordt opgediend. Het lobbycircuit is daar enorm”, zegt Kannekens. “Andere ingrijpende wijzigingen zie ik volgend jaar niet plaatsvinden. De grootste verandering die ik verwacht te zien zit in de uitvoering, waarbij belastingdiensten bestaande wetgeving strenger en opportunistischer gaan toepassen.” Rog waarschuwt dat veel landen daarbij protectionisme niet zullen schuwen. Dat gebeurt nu al. “We zien in sommige landen dat de fiscus een stuk van de winst naar zich toe tracht te trekken door te stellen dat er sprake is van een vaste inrichting, of door simpelweg belastingverdragen opzij te zetten.” Nederland is in dit opzicht een witte raaf. “We hebben in Nederland gelukkig de traditie dat je met de fiscus standpunten kunt uitwisselen. Dat zorgt voor transparantie. We weten uit eigen onderzoek dat de Belastingdienst hier veel vertrouwen heeft.”

Diversiteit

De trends in belastingen hebben hun weerslag op KPMG Meijburg & Co. Zo leidt de toenemende complexiteit tot de vraag naar meer en vooral specialistisch maatwerk. Verder verbreedt de groep klanten zich. “Bedrijven uit opkomende markten als China en India die hier en elders in Europa zaken komen doen, hebben behoefte aan fiscaal advies”, zegt Kannekens. De complexiteit en het internationale speelveld stellen hoge eisen aan adviseurs, weet Rog. “Advies moet snel, solide en oplossingsgericht zijn. Dat vergt vakkennis én internationale ervaring. Daarom geven bij ons ook de meest ervaren krachten fiscaal advies. Verder is het vak zo complex dat adviseurs elkaar moeten aanvullen. Niemand kan alle fiscale wet- en regelgeving op topniveau doorgronden. Daarnaast trachten we aan te sluiten bij maatschappelijke ontwikkelingen en zorgen we voor meer diversiteit. Uiteraard zonder concessies te doen aan kwaliteit. Ons adagium dat hier alleen de allerbeste adviseurs werken, staat onverkort overeind. We zijn en blijven compromisloos in vaktechniek.”

Duurzame en rendabele energievoorziening

Een goed binnenklimaat is essentieel voor het slagen van elk bouwproject. Dat geldt zowel voor nieuwbouw als voor renovatie. Als gemeenten, projectontwikkelaars en woningcorporaties energieleveranciers vanaf het eerste moment betrekken in hun plannen, staat dat garant voor de beste en duurzaamste oplossing, weet Herman Exalto, directeur Eneco Warmte & Koude.

De dreigende uitputting van fossiele brandstoffen dwingt energieleveranciers om na te denken over duurzame oplossingen met gebruik van alternatieve energiebronnen. Voor Eneco Warmte & Koude, marktleider in de levering van warmte op de Nederlandse markt, is dat vanzelfsprekend, zegt directeur Herman Exalto. “Het begrip duurzaam betekent voor ons dat we zo veel mogelijk gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen die helpen om de CO2-uitstoot sterk te beperken. Waar we nog fossiele brandstoffen gebruiken, kijken we hoe die zo efficiënt mogelijk te benutten zijn. Een eenvoudig voorbeeld is het gebruik van restwarmte uit elektriciteitscentrales. Ook de warmte die vrijkomt bij het verwerken van reststromen kun je gebruiken. Bij het zoeken naar en het inzetten van duurzame energiebronnen houden we altijd voor ogen dat dit bedrijfseconomisch verantwoord moet zijn. De ruim tachtig jaar ervaring met de levering van warmte heeft ons geleerd dat realisme boven idealisme moet gaan.”

 

Lange termijn

De inzet van hernieuwbare energiebronnen en het benutten van energie die (toch al) vrijkomt bij productieprocessen is één kant van de medaille. De andere kant is dat een oplossing slechts duurzaam kan zijn als die ook rekening houdt met de lange termijn, vervolgt Exalto. “Doelstellingen voor duurzaamheid kun je alleen realiseren als je die afstemt op de gebruiksperiode van een gebouw. De levering van warmte en koude moet voor vijftien, twintig of dertig jaar onbezorgd zijn en bedrijfseconomisch rendabel. We geven de garanties dat we ook op lange termijn leveren en trekken het risico voor die garantie naar ons toe. Eneco is degelijk en heeft een sterke balans en kan die claim zodoende ook waarmaken. Wij kijken verder dan de installatie zelf. Eneco kan al in een vroeg stadium van een vastgoedproject een bijdrage leveren aan de invulling van een duurzame energievoorziening.” Impliciet geeft Exalto hiermee aan dat het energievraagstuk bij bouwprojecten, nieuwbouw én renovatie geen sluitstuk mag zijn. Anders gezegd: hoe eerder gemeenten, projectontwikkelaars en woningcorporaties Eneco Warmte & Koude betrekken bij hun plannen, des te beter de uiteindelijke oplossing zal zijn. Zo staat Exalto nog helder voor de geest dat een ontwikkelaar naar Eneco toe kwam met een uitgewerkt plan voor de levering van warmte en koude. “Wij hebben dat afgeraden, omdat er een oplossing mogelijk was die twintig tot dertig procent goedkoper bleek.”

 

Brede blik

Hoe later Eneco aan tafel zit, des te kleiner de kans dat de optimale oplossing nog mogelijk is. “Je moet altijd goed kijken wat de omgeving je biedt. Projectontwikkelaars denken tegenwoordig snel aan een systeem met opslag van warmte en koude. Dat kan inderdaad een prima oplossing zijn, maar als je dat op voorhand besluit, zie je wellicht andere mogelijkheden over het hoofd. Voor de optimale levering van warmte en koude is een bredere blik nodig.” New Orleans in Rotterdam is een voorbeeld van een project waarbij goed is nagedacht over energievoorziening. De woontoren, met 158 meter de hoogste van Nederland, is voor de levering van warmte aangesloten op het warmtenet van Eneco in Rotterdam en maakt zo gebruik van bestaande infrastructuur. Voor comfortkoeling in de zomer is een koelcentrale gebouwd die gebruikmaakt van water uit de Maas. Voorzieningen om een gebouw te koelen passen goed in het streven naar duurzaamheid, aldus Exalto. In kantoren, waar de eisen voor koeling veel hoger liggen dan bij woningbouw, is koeling met rivierwater of via opslag van koude in de bodem veel milieuvriendelijker dan het gebruik van airconditioning.

 

“De CO2-reductie en energiebesparing is gigantisch.” In stedelijke gebieden waar veel kantoren worden gebouwd streeft Eneco naar het combineren van energiebehoeften tot integrale warmte- en koude oplossingen. Dit sluit goed aan bij ambities van gemeenten en overheid. Zo zijn er concrete plannen voor een koudenet in het centrum van Rotterdam, vertelt Exalto. “Aangedreven door een koudecentrale aan de Maas moet dit net in de komende jaren honderdduizenden vierkante meters kantoorruimte van koude voorzien.” Een project in ontwikkeling waar Eneco de energievoorziening verzorgt is Blaricummermeent in de gemeente Blaricum. In het gebied komen ruim achthonderd woningen en een bedrijvenpark van ruim twaalf hectare groot. De gemeente koos voor duurzame energievoorziening op basis van warmte-koudeopslag met warmtepompen. Projectmanager Rob Hoksbergen vertelt dat de opdracht aan Eneco is gegund na een tender waaraan zes bedrijven deelnamen. “We wilden vooraf garanties voor de lange termijn: dat consumenten niet meer dan anders zouden betalen en dat de investering voor de gemeente geen onrendabele investering zou kunnen zijn. Eneco had van de zes de beste aanbieding met de meeste garanties.” Ook Wim Hilkmann van Blauwhoed Eurowoningen is positief. “De collectieve installatie van Eneco garandeert warmte en koude in alle woningen. Een ander pluspunt is dat de woningen dankzij de efficiënte oplossing van Eneco eerder aan de energieprestatienorm voldoen.”

Complexe belastingwetgeving vereist topadviseurs

Goed en gedegen fiscaal advies vraagt om de absolute top in vaktechniek. Nu de complexiteit van belastingen nationaal en internationaal toeneemt, is die noodzaak nog dwingender, aldus Jaap Rog en Wilbert Kannekens van KPMG Meijburg & Co.

“Overheden hebben veel geld in de economie gestoken om de financiële en economische crisis te overwinnen. Begrotingstekorten zijn enorm. Om die tekorten en de staatsschuld terug te dringen zijn er twee mogelijkheden: be­zuinigen en staatsinkomsten vergroten. Logisch gevolg is dat overheden harder dan voorheen nadenken over hoe de belastingopbrengst hoger kan”, aldus be­stuursvoorzitter Jaap Rog van KPMG Meijburg & Co Belastingadviseurs. Bij bijvoorbeeld winstbelasting kunnen overheden hiervoor verschillende wegen bewandelen, zegt Rogs collega Wilbert Kannekens, hoofd Global International Corporate Tax bij het wereldwijde net­ werk van KPMG. “De tarieven kunnen omhoog. Een andere optie is het verho­gen van de grondslag. Dan zijn bepaalde kosten niet langer aftrekbaar. Dat zie je nu in veel landen gebeuren. De beperking van renteaftrek in de vennoot­ schapsbelasting is een Nederlands voorbeeld.”

 

Daarnaast vindt een ver­schuiving plaats van directe naar in­ directe belastingen. “Zelfs geringe tariefsverhogingen hebben grote bud­ gettaire gevolgen. Niet voor niets voert een land als India een soort btw in. En voor de VS is een vorm van btw die de plaats inneemt van de bestaande sales­ tax bijna onontkomelijk voor het dichten van het budgettaire tekort dat voor 2010 is begroot op het astronomische bedrag van 1,17 biljoen US­dollar”, denkt Kan­ nekens. Overheden zoeken niet alleen in de wet­ geving naar manieren om de belasting­ opbrengst te verhogen. Rog en Kannekens signaleren ook dat overheden zich bij de inning agressiever opstellen. On dernemingen die grensoverschrijdend werken, merken dat aan de toegenome aandacht voor transfer pricing, de in­terne verrekenprijzen tussen vestigingen in verschillende landen. “Ze willen een groter deel van de koek”, aldus Rog. Dat overheden werken aan hogere be­lastingopbrengst is volgens Kannekens ook te zien bij de tarieven voor de ven­ nootschapsbelasting. “Die zijn de laatste vijftien jaar in de meeste landen dras­ tisch gedaald. Die daling is nu gestopt. Dat is geen toeval. Verhogingen ver­ wacht ik echter niet, omdat landen aan­ trekkelijk willen blijven als vestigings­ plaats. Vandaar de aandacht voor grondslagverbreding en indirecte heffingen. Per saldo groeit wel de druk op het bedrijfsleven om belasting af te dra­gen en neemt de regelgeving in complexiteit toe.”

 

Horizontaal toezicht

Een tweede grote trend op belastingge­bied is de komst van horizontaal toezicht dat uitgaat van vertrouwen tussen belastingdienst en belastingplichtige. Het accent verschuift van controle achteraf, naar overeenstemming vooraf. Het uit­ gangspunt van horizontaal toezicht is op zich goed, vindt Rog. “Het kan leiden tot deregulering en bijdragen aan lasten­ verlichting.” Maar dan moeten bedrijven wel weten waar zij aan toe zijn. “In Ne­ derland stelt de Belastingdienst bijvoor­ beeld als eis dat bedrijven 'in control' zijn, dat zij hun processen op orde heb­ben. Alleen is de feitelijke invulling van een tax control framework opengelaten. 

 

Dat was voor ons reden om daarover in gesprek te gaan met de belastingdienst, in Nederland en in diverse andere lan­den.” Als ondersteuning voor bedrijven die hebben gekozen voor horizontaal toezicht ontwikkelde KPMG Meijburg & Co ta­PRO, software waarmee bedrijven efficiënt een tax control framework kun­ nen opzetten. Groot pluspunt, naast de fiscale kennis die in de software is verwerkt en de database­ondersteuning, is de modulaire opbouw. “Bedrijven kun­nen ta­PRO gefaseerd invoeren. Dat houdt de implementatie en de kosten beheersbaar.”

 

Compromisloos

ta­PRO is een tastbaar voorbeeld van de rol die KPMG Meijburg & Co voor bedrij­ ven vervult. “We helpen bedrijven te vol­ doen aan hun wettelijke verplichtingen; we verschaffen zekerheid over hun fis­ cale positie en bieden fiscale rechtsbe­ scherming”, zo verwoordt Kannekens die rol. Om dat goed te doen is vakkennis een eerste, absolute vereiste. Rog be­ seft als geen ander dat zijn organisatie zich juist daarin onderscheidt. “We zijn compromisloos in de vaktechniek. De kennis van onze mensen bepaalt de kracht van onze organisatie. Je hebt topmensen nodig voor goed advies.” Dat geldt des te sterker nu de complexiteit van fiscale wet­ en regelgeving toe­ neemt, weet Kannekens. De complexi­ teit maakt teamwerk noodzakelijk, vervolgt hij. “Niemand kan alle fiscale wet­ en regelgeving op topniveau door­gronden.” Teamwerk is eveneens nodig om bedrijven die grensoverschrijdend werken goed van dienst te kunnen zijn, vult Rog aan. “Vanwege de kennis die nodig is én om belastingautoriteiten elders te overtuigen.”

 

Als internationale speler kan KPMG Meijburg & Co dat teamwerk uitstekend leveren. Een kwaliteit van een topadviseur is dat die inge­wikkelde vraagstukken voor klanten begrijpelijk kan verwoorden. Behalve van kennis is dat ook een kwestie van erva­ring. “Dat is een van de redenen dat bij ons ook partners, in de regel de meest ervaren krachten, intensief klantcontact hebben en fiscaal advies geven”, zegt Rog. Hij is als bestuursvoorzitter de uit­zondering die de regel bevestigt. Als zelfbescherming, zo zegt hij zelf. “Anders zouden klantenwerk en vaktech­ niek mijn taak als manager overschadu­wen.” Die opmerking illustreert de gedrevenheid van de adviseurs bij KPMG Meijburg & Co. Die blijkt ook uit de drang de lat telkens een stukje hoger te leggen. “We zijn buitengewoon kritisch op elkaar en streven continu naar een hoger kwaliteitsniveau.”